Pandora klassiek
J.W. Meijer heeft op het einde van de jaren '50 het volledige werk van Tacitus vertaald. Een literair bravourestuk; zijn vertaling is tekstgetrouw en laat zich ondanks de vormelijke schrijftaal prettig lezen. In Historiën beschrijft Tacitus (ca. 55-ca. 120) de Romeinse geschiedenis van zijn tijd, van 69 tot 96 n.C., of van de strijd om het keizerschap na Nero tot de dood van Domitianus.
In 1988 verscheen Hans van Pinxterens vertaling van Gustave Flauberts Madame Bovary en Boudewijn Büch verwees alle voorgaande meteen naar het archief. De critici waren trouwens eensluidend enthousiast over zijn eigenzinnige verwerking, die de ritmiek van het origineel wist te bewaren en die blijk geeft van gevoel voor stijl. En precies die stilistische kracht, de aandacht voor het woord, voor de taal die zijn eigen inhoud voortbrengt, zijn essentieel voor Flauberts werk. Ze maakten midden 19de eeuw mee de moderniteit van zijn werk uit; een vertaling als deze bevestigt die moderniteit anderhalve eeuw later. Hans van Pinxteren werd in 1980 bekroond met de Martinus Nijhoff-prijs voor zijn vertaling van Salammbô, ook van Flaubert.
De geschiedenis van Woutertje Pieterse bleef onvoltooid. Oorspronkelijk liet Multatuli ze fragmentarisch verschijnen in zijn Ideeën, ter compensatie en afwisseling van de abstracties die hij daarin maakte. Na zijn dood in 1887 werden deze verhalende stukken door zijn weduwe verzameld en uitgegeven. Het verhaal van de idealistische dromer, die onophoudelijk met zijn bekrompen, kleinburgerlijke milieu in conflict komt, behoort tot de meest gelezen Nederlandse klassieken. Marijke Stapert-Eggen zorgde voor een inleiding en verklarende noten. En die zijn zeer welgekomen.
De verhalen van Edgar Allan Poe, vader van het griezelverhaal, zijn tijdeloos. Dat blijkt wel uit de niet aflatende belangstelling voor zijn macabere stories, die gekenmerkt worden door een beklemmende dreiging, psychologische horror en mysterie. In deze pocket werd de inmiddels 30 jaar oude vertaling herzien.