Bevrijd van de liefde
Wolfgang Hilbig wordt door velen als de belangrijkste hedendaagse schrijver uit de voormalige DDR beschouwd. Na het succes van zijn ophefmakende roman ‘Ik’, over de identiteitscrisis van een spion, brengt uitgeverij Manteau De wijven (zie p. 543). Het boek dateert van 1987 en werd net als zijn vroegere werk in het Westen gepubliceerd. Het is een korte roman, die zoals ‘Ik’ naar de randgebieden van het bestaan voert. Een provocerend en tegelijk gevoelvol verhaal van een mentale zwerftocht.
‘Het wilde me niet meer lukken een zeg maar normale tekst op te schrijven, een eenvoudige lichtzinnige beschrijving, zonder dat merkwaardige, geëxalteerde aanklachten de tekst binnenslopen, die tot doel hadden een of andere weerzinwekkende lafheid van mijn ziel te compenseren’. Aan het woord is de hoofdfiguur, die ontslagen is als arbeider in de kelder van een perserij. Bij het begin van de roman heeft hij met niets ontziende openheid verteld hoe hij door een rooster gluurt naar de arbeidsters die boven hem aan de persen werken. De broeierigheid van de zomermaanden speelt in zijn hoofd en zijn lichaam. Op de dag van zijn ontslag lijken plots alle vrouwen uit de stad te zijn verdwenen. De man begint te dolen. Het arbeidsbureau heeft hem ooit aangeraden werk te zoeken bij de vuilnisophaaldienst, wat hij heeft geweigerd. Hij keert terug naar zijn geboortestad, en vertoeft bij voorkeur tussen de walmende stortplaatsen aan de rand ervan. Maar het boek beschrijft vooral een mentale zwerftocht, waarin de hoofdfiguur zijn verhouding met vrouwen en de uitholling van zijn eigen identiteit uit de doeken doet. Zijn verstarring tegenover vrouwen hangt samen met het heden en verleden van de maatschappij waarin hij leeft. Als kind heeft hij gespeeld in de leegstaande barakken van het concentratiekamp aan de rand van M. Hij leek als enige te beseffen wat daar met de kaalgeschoren vrouwen was gebeurd. Later dreigen zijn moeder en het manwijf op het arbeidsbureau met het werkkamp als hij zich niet wil aanpassen aan de heersende arbeidsmoraal. Hij krijgt het gevoel dat de werkelijkheid hem wordt ontstolen, dat hij moet hallucineren om de wereld en zijn mogelijkheden voor een leven in die wereld te kunnen ontdekken. Geestelijk gecastreerd, vervreemd van zijn naam en zijn mannelijkheid, plaatst hij het vuil van zijn geschrijf tegenover de ideologische en seksuele zuiverheid, die door de staat en het opvoedingssysteem worden
gepropageerd. In een staat die zich beroemt op algehele vrouwenemancipatie, gaat hij de vrouwen uit de weg. ‘Ik wist dat zij de liefde genoten van een staat waarin van mij werd geëist dat ik hen met een zuivere blik in de ogen zou zien’. Tegelijk beseft hij dat hij ‘niet kon deelnemen aan het banale mysterie van de liefde’. Het hoofdpersonage woelt letterlijk in vuilnis en beschrijft in geuren en kleuren zijn eigen aftakeling. Daarnaast zijn er bladzijden van een zeldzame tederheid. Ze verwoorden zijn hunkering naar liefde en zijn wens eindelijk een ik te worden, iemand ‘die van binnenuit aan zichzelf kon denken, die daarmee onbeperkter naar buiten kon kijken’.
De flaptekst vermijdt elke verwijzing naar het land waarin dit boek is ontstaan. Nochtans kun je het moeiteloos lezen als een psychoanalyse van de DDR. Over de gevoelsblokkade bij vele mensen in de DDR als gevolg van het repressieve systeem, publiceerde de Oostduitse psychiater Hans-Joachim Maaz trouwens het opgemerkte Psychogram van Oost-Duitsland (De Arbeiderspers, 1991). Het door Hilbig meesterlijk opgeroepen apocalyptische industrielandschap verwijst dan weer naar de milieuverloedering in het Saksische bruinkoolgebied. Sinds de val van de Muur en de Duitse hereniging krijgt die maatschappij stilaan fictieve trekken. Wie niet met de werkelijkheid van de DDR vertrouwd is, kan het boek echter ook los daarvan lezen, als het verhaal van een psychische deformatie. Zelden is zo indringend weergegeven hoe vervreemding en marginaliteit ontstaan.
Hilbigs schrijftalent is zo groot dat hij zichzelf wel eens voorbijholt. Sommige van de meanderende zinnen in het boek lijken me minder functioneel en sommige passages zijn gênant plat. Uiteraard heeft de auteur geleerd van de nachtmerries van Kafka, de paralyse van Beckett en de verstrengeling van Eros en Thanatos van zijn landgenoot Heiner Müller, maar hij heeft deze invloeden op een eigen manier verwerkt. De gelaagdheid van Hilbigs proza en de abrupte overgangen in tijd en ruimte vergen bij de lectuur heel wat concentratie. Je moet dit boek herhaaldelijk lezen vóór het zijn mentale rijkdom prijsgeeft, maar De wijven is in ieder geval een authentiek verslag van een saison en enfer.
Erik de Smedt