De mythologie van het monster
Aan studies over Adolf Hitler is er geen gebrek. Ter illustratie: enkele jaren geleden telde men aan de universiteit van Chicago 60.000 titels waarin zijn naam voorkomt. Romancier en essayist Jeroen Brouwers geraakte door Hitler gefascineerd in het kader van de grote studie over dubbelzelfmoord, waaraan hij werkt. Het recent bij De Arbeiderspers verschenen Adolf & Eva & de Dood (zie p. 331) bevat vier essays over de dictator.
De Hitler over wie Brouwers schrijft, is niet de politicus of de strateeg, en zelfs niet de mens achter de Führer. Zijn belangstelling gaat uit naar de mythische figuur Hitler: de incarnatie van het kwaad in de 20ste eeuw, de vleesgeworden machtswellust en vernietigingsdrift zoals die, uitvergroot door de moderne communicatiemedia, in ieders hoofd bestaat. De oorsprong, de voedingsbronnen, de versterking en de verdringing van dat 20ste-eeuwse monster vormen het onderwerp van deze essays.
Brouwers noemt een aantal studies, waaruit hij gegevens heeft gehaald. Daaronder de bekende biografiën van Bullock, Maser en Fest en het boek van de Nederlandse historicus Fontaine. Van gedetailleerde bronvermelding ziet hij af, omdat ze een voetnoot bij elke zin zou vergen. Wel worden persoonlijke stellingen met de naam van hun auteur vermeld. Die werkwijze tekent de aanpak en de vrijheid van de essayist. Het zuivere feitenmateriaal en de wetenschappelijk verantwoorde analyse wijken voor een subjectievere, evocerende benadering.
Het verslag van Brouwers' bezoek in 1989 aan Braunau, waar Hitler 100 jaar eerder werd geboren, vertoont al de typische combinatie van inleving en afstandelijkheid. In het Nazareth van de nieuwe Messias, dat een toeristische goudader zou kunnen zijn, blijkt men niets meer van Hitler te willen weten. Zijn geboortehuis is een dagverblijf voor zwakbegaafde kinderen geworden, ‘kinderen die Hitler zou hebben laten ombrengen’. Brouwers verwijst terloops heel wat geruchten over Hitler (zijn joodse afkomst, zijn seksuele abnormaliteit...) naar het rijk der verbeelding. Als hij zelf mythologiseert (‘de rattenvanger’, ‘de wolfmens’) of psychologisch interpreteert, gebeurt dat bij wijze van proef en is de (lichte) ironie nooit ver weg. Hitler hield niet van zijn vader, die douaneambtenaar was: ‘later heeft hij ernaar gestreefd alle grenzen binnen Europa uit te vegen, hij droomde immers van één groot rijk waarin dan vanzelf geen douaniers meer nodig zouden zijn’.
Voorafbeeldingen of wegbereiders van Hitler staan centraal in het tweede essay, inhoudelijk het origineelste. Een aantal gruwelijke seriemoordenaars uit de jaren '20, die het vlees van hun slachtoffers verwerkten, de Germaanse sagenwereld van slangen en wolfmensen, films als ‘Dr. Mabuse’ en ‘M’ hebben Hitlers bloeddorst gevoed en in zijn eigen ogen gelegitimeerd. Het derde, meer jounalistieke stuk heet ‘De gezichtenmaker’. Bedoeld wordt niet Hitler, die bij zijn redevoeringen de vreemdste grimassen trok, maar zijn jarenlange lijffotograaf Heinrich Hoffmann. Hij gaf met zijn uitgekiende portretfoto's (waarvan er enkele in het boek worden afgebeeld en beschreven) een mens met een leeg gezicht een aura van mannelijkheid en wilskracht. Zo droeg hij in niet geringe mate bij tot de mythologisering van de Führer.
Het lange titelessay buigt zich over Hitlers liefdeleven en lijkt de privé-toer op te gaan. ‘Eva’ is niet zozeer Eva Braun, met wie Hitler op 30 april 1945 zelfmoord pleegde, als wel de verzamelnaam voor alle vrouwen in zijn leven. Anekdotes over zijn omgang met deze geliefdes of met moederlijke vriendinnen worden afgewisseld met beschouwingen over hun zelfmoord(poging)en. Een en ander culmineerde in de Wagneriaanse Liebestod van Adolf en Eva. Volgens Brouwers een ideaal waar Hitler al 40 jaar mee rondliep, en dat voorafgebeeld wordt op een foto uit 1929 met zijn geliefde Geli Raubal. Het cyclische grondpatroon van de mythe wordt ook hier bevestigd. De laatste bladzijden beschrijven hallucinant de totale ondergang, waarin hij heel Duitsland wilde meesleuren.
Brouwers heeft een veelheid aan gegevens op een knappe manier gecomponeerd. Wie wat vertrouwd is met de literatuur over de Führer, zal hier weinig nieuwe inzichten vinden. Maar door de intensiteit van Brouwers' stijl is een boek ontstaan, dat de figuur van Hitler - sterker dan in de voorhanden studies - evoceert en de lezer over hem aan het denken zet.
Erik de Smedt