Gesprekken met Socrates
Drie integrale vertalingen van Plato's dialogen binnen het tijdsbestek van een kleine halve eeuw. Het kan een overbodige luxe lijken. Het vertaalproject van Hans Warren en Mario Molegraaf is er nochtans een van de eerste orde. De literaire vertalers hebben zich overigens voorgenomen binnen een klein decennium de volledige Plato te brengen.
De meeste bibliotheken bezitten de vijfdelige vertaling van Xavier de Win (DNB/Ambo, 1978, 1980), een herdruk van de editie in drie delen uit 1962-1965. De vertaling door De Win blijft een heel accurate en dus betrouwbare weergave van Plato's tekst. Maar zoveel jaren later is de kloof met het moderne taalgevoel zo groot geworden dat een heruitgave ervan eigenlijk niet gewenst is, al had de uitgever daaromtrent wel vage plannen. Tussen 1984 en 1993 verscheen bij uitgeverij De Driehoek, Amsterdam, een tweede volledige vertaling door een Nederlands vertalerscollectief van de ‘School voor Filosofie’ (sic). Plato werd erin verraden, geparafraseerd, geamputeerd. De idee van een groep vertalers is op zich nochtans uitstekend, want het is zeer de vraag of Plato eigenlijk nog een eenmanswerk als dat van De Win verdraagt. Binnen zo'n vertalingsgroep moet er dan wel een osmose plaatsvinden van filologie, filosofie en literatuur.
Hans Warren en Mario Molegraaf hebben op het vlak van vertalen uit het Oudgrieks een vrij beperkte ervaring maar zij hebben als ‘voorproever’ Patrick de Rynck aangezocht, die als classicus, vertaler en vertaalwetenschapper garant staat voor een degelijke assistentie.
Het is de bedoeling dat er in het Verzameld werk (zie p. 54) jaarlijks twee delen verschijnen en wel in deze volgorde: I. Euthydemus, Ion, Menexenus, (de Kleine) Hippias; II. Theaetetus; III. Apologie, Euthyphron, Criton; IV. Phaedo; V. Sophistes; VI. Symposium, Alcibiades I; VII. Politicus; VIII. Phaedrus; IX. Staat; X. Critias, Timaeus; XI. Meno, Protagoras; XII. Gorgias; XIII. Cratylus, Parmenides; XIV. Philebus; XV. Charmides, Laches, Lysis; XVI. Epinomis, (selectie van vier) Brieven; XVII. Wetten. In het nawoord op het eerste deel van hun 17-delige editie geven de vertalers een overzicht van de opgenomen werken van Plato en van de dialogen die zij niet zullen vertalen omwille van het betwiste auteurschap.
Opmerkelijk is dat onder de gewraakte dialogen ook de ‘Grote Hippias’ valt, terwijl een en ander toch pleit om deze dialoog als authentiek te beschouwen. Uit de planning blijkt verder dat de vertalers de benaderende chronologie van Plato's werken niet strikt volgen. Dat hoeft ook niet want, afgezien van het feit dat de wetenschap geen exacte volgorde kan vastleggen, vormt elke dialoog een afzonderlijk geheel. Toch kan men zich afvragen of hier niet een kans werd gemist om op het ritme van de publikaties de lezer bij benadering een beeld te geven van de evolutie van Plato's denken. De vrij willekeurige volgorde die de vertalers aanhouden, blijkt ook uit de eerste twee delen die verschenen. Ze bevatten drie dialogen uit de eerste periode van Plato (‘Ion’, ‘Menexenus’ en de ‘Kleine Hippias’) en twee uit de middenperiode (‘Euthydemus’ en ‘Theaetetus’). Toch is dit wellicht een bewuste keuze. De ‘Theaetetus’ is een technisch-filosofisch zwaargewicht, de vier andere zijn kleinere en speelse dialogen die stuk voor stuk mooie voorbeelden bevatten van de Socratische ironie.
Een niet onbelangrijk deel van Plato's dialogen zijn overtuigende pogingen tot ontmaskering van de waanwijsheid van allerlei al dan niet gefingeerde tijdgenoten. Meestal gaat het om figuren die maatschappelijk enig aanzien genieten maar in hun zelfgenoegzaamheid niet meer openstaan voor de verwondering. Dat is nochtans de basis van elke wijsgerige houding naar het woord van Plato in zijn ‘Theaetetus’ 155D: ‘Want dat is de drijfveer van een filosoof: verwondering. Dit is het enige begin van de filosofie’.
De ‘Euthydemus’ is eigenlijk een komedie in vijf bedrijven waarin Socrates twee sofisten te kijk zet en hun eristiek ridiculiseert. Tegenover de strikvragen en intellectuele spelletjes van Euthydemus en Dionysodorus plaatst Plato de ware dialectiek van Socrates, die leidt naar deugd en geluk. In deze dialoog, die een praktische toepassing is van de ‘Protagoras’, lijkt het erop dat de twee sofisten de Socratische ironie niet eens doorhebben. Iets gelijkaardigs gebeurt in de ‘Ion’ waar Socrates de gelijknamige rapsode en Homeruskenner aanpakt. De grondgedachte van deze satirische dialoog is dat artistieke prestaties alleen door een inspirerende godheid mogelijk zijn maar echte kennis alleen door de filosofie wordt bereikt. Ion, die er niet eens toe komt een demonstratie