Leerzaam allerlei voor de lieve kleinen(1857)–Anoniem Leerzaam allerlei voor de lieve kleinen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] De landman. Wat is dat voor een man? Een boer. En wat doet hij daar? Hij maakt het zaad schoon. Wat doet hij met dat zaad? Dat strooit hij op zijn land; dan groeit er graan van. En waartoe dient dat graan? Men bakt er brood van. En wat doet hij nu? Hij ploegt zijn land. Waarom? Omdat het zaad niet groeit, als het land zoo hard en vast is. Hoe maakt hij den grond dan los? Aan den ploeg is een ijzer met [pagina 25] [p. 25] eene punt: die punt steekt in den grond, en als de boer dan vooruit loopt, wroet hij de aarde om. Zaait hij nu? Ja, kijk maar; hij strooit het zaad op zijn land. En wat doet zijn knecht daar? Die loopt met de eg. Maar hij is zoo ver van zijn baas af, dat ik de eg niet goed zien kan. Hoe ziet die eg er dan uit? De eg is als een raam met punten en als hij daarmeê op het land loopt, dan maakt hij de kluiten in de aarde fijn, omdat dit beter is voor het zaad. En als er van het zaad nu graan is gegroeid? Dan maait hij het af; kijk maar. Maar wat doet die man bij hem; maait die niet? Neen, die bindt het graan in hoopjes. En als dat gedaan is? Dan draagt een ander het weg. Waar naar toe? Wel, naar een wagen, om het naar huis te rijden. En als het nu in huis ligt? Dan wordt het gedorscht. Hoe gaat dat? Dan slaat de boer er op met een vlege!. Waarom doet hij dat? Wel, daardoor vallen de graantjes uit de halmen. [pagina 26] [p. 26] En waar laat hij die halmen? Die zijn ook weer van groot nut; want dat is stroo. Wat heeft hij daar nu weer in de hand? Eene zeis; daar maait hij het gras meê af. En als dat gedaan is? Dan laat hij het liggen, om te droogen. En als het droog is? Dan is het hooi, en dan legt hij het op hoopen. Maar hoe krijgt hij het dan naar huis? Hij laadt het maar op een wagen en rijdt er mee weg. Maar als hij nu zooveel heeft, dat hij plaats te kort komt? Dan legt hij het buiten de deur op een grooten hoop. Hoe heet zulk een hoop ook weer? Eene hooi-schelf. En waar blijft dan dat hooi? Dat eten de koeijen in den winter; want in den zomer loopen zij in de weide gras eten. [pagina 27] [p. 27] Maar wat doet die vrouw daar? Zij melkt de koe. Is dat om te drinken? Ja en ook om boter of kaas van te maken. Kijk maar, zij doet de melk al in de nappen. Wordt de melk dan boter? Neen, dan moet zij nog gekarnd worden. Gaat dat karnen ook in die nappen? Neen, in dien ronden kuip, dien gij daar op den grond ziet staan. O, wat een dik schaap! Is dat ook al van dien boer? Ja zeker, dat schaap is zoo dik, omdat het zooveel wol op zijn lijf heeft. De vrouw zal het dier eerst wasschen. Doet zij dat om de wol schoon te houden? Ja, want er zal een man komen, om de wol er af te scheren. Met een mes? Neen, met eene groote schaar. [pagina 28] [p. 28] Och, dat arme dier! Wat heeft die man nu aan al die wol? Daar maakt men laken van. Zoo, dat wist ik niet; maar houdt de boer er nog meer beesten op na? Ja wel; varkens en kippen. O, dat is om spek en eijeren te krijgen; dat weet ik wel; maar heeft de boer in den winter ook nog buiten zijn huis wat te doen? Ja, dan gaat hij aan het houthakken. Dan heeft een boer ook nooit rust. Daar hebt gij gelijk in; maar nu ziet gij eens, dat hij een nuttig mensch is. Vorige Volgende