Landelijke tafereelen. Deel 2
(ca. 1860-1870)–Anoniem Landelijke tafereelen. Deel 1– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
[pagina 3]
| |
Als 't eerste vaatje nieuwe wijn
Tot proef is aangekomen,
Dan wordt er dra, door oud en jong,
Een glaasje van genomen.
Hier gaat de beker lustig rond,
Daar men den wijn zoo heerlijk vond.
| |
[pagina 5]
| |
Neen Frans! 'k begeer u niet tot man,
En word ook nooit uw' vrouw.
Ga naar uw buurmans nicht Susan,
En bied haar liefde en trouw.
| |
[pagina 7]
| |
Het vrolijk veulen, bij zijn moeder,
Eet nog lang geschonken voeder,
Lang nog heeft het niets te doen
Dan te spelen, springen, jagen;
Zelfs geen' zadel mag het dragen,
En slechts dartlen in het groen.
| |
[pagina 9]
| |
De melkmeid heeft slechts weinig rust,
Die 't vee goed zal verzorgen;
Nog 's avonds laat is ze in den stal,
En vroeg reeds in den morgen;
Zij melkt haar beestjes tweemaal daags,
En geeft haar rijk'lijk voeder,
Zij zorgt voor reinheid in den stal,
Gelijk een' brave moeder.
| |
[pagina 11]
| |
Wel Hans! hoe komt gij aan dien haas?
Hij is zoowaar der hazen baas;
In lang zag ik zoo'n grooten niet;
Geen jager die er grooter schiet.
Maar, zijt gij, zeg het zonder schroomen,
Wel eerlijk aan dien haas gekomen?
Den strooper wacht een' zware straf;
Houd Jongen! van dat kwaad U af.
| |
[pagina 13]
| |
Wacht? gij kleine druivendieven?
'k Heb uw' misdaad reeds ontdekt;
Daar ik door 't geblaf van Filaks,
Uit mijn slaapje werd gewekt;
'k Zal U spoedig achterhalen,
En U met mijn slok betalen.
| |
[pagina 15]
| |
Geeft de wijnbouw dit jaar veel,
Ook de kuiper maakt goed' zaken;
Hij ook krijgt daarvan zijn deel,
Als hij maar kan vaten maken.
| |
[pagina 17]
| |
Hoe snel de haas ook loopt door 't veld,
Toch zal hij het schot niet ontloopen;
Toch kan hij van des jagers geweld,
Op geene genade meer hopen.
Het baat U, Haasje! waarlijk niet;
Gij kunt den dans niet ontspringen,
Het zij dat óf uw vervolger schiet,
Of dat zijn hond U bespringe.
| |
[pagina 19]
| |
Kom Janbaas! lustig aan het werk,
Besla mijn blesje goed en sterk,
Dan kan hij mij weêr dragen
Van dorp naar stad, langs veld en woud,
Trotsch op den last hem toevertrouwd;
Niets kan hem meer dan dat behagen.
| |
[pagina 21]
| |
De druiven worden op deez' kar,
In vaten vol gedragen,
Daarna ter perskuip heengevoerd;
Dat gaat naar elks behagen.
|
|