| |
| |
| |
Van maand tot maand tentoonstellingen
Courtens en Des Enfans in Waux-Hall te Brussel, April, 1902.
- Men zegge, wat men wil! Wie zo onvermoeid, fris en slagvaardig weet te scheppen als deze kunstenaar het nu al sedert jaren doet, die is niet van het zelfde hout, waaruit het gros van de artiesten gesneden zijn; die kan noch mag, - ook dan als hij wel eens óf minder doorwrochte óf reeds vroeger ongeveer zó geziene en behandelde dingen vertoont, - verward worden met degenen, van welke er volle twaalf in het dozijn gaan - en van welke de toekomst niet veel zal te vertellen hebben.
Wie Courtens persoonlik kent, die weet - welke verbazende veerkracht zijn gehele gestel oplevert, hoe volstrekt spontaan, hoe heel en al impulsief zijn inborst is. Die beide kenmerken nu maken ook de grondslag uit van zijn schilderstalent. Hij heeft iets, ja veel van een improviezator, die tot spreken wordt gedrongen door elke gebeurtenis, door minder dan wat men een ‘gebeurtenis’ kan noemen, - door elke verandering in het weder, door een wolkje, dat opdaagt, een straaltje, dat die wolk verguldt, een tak, die ruizelt, een bloem, die glinstert in de dauw, een water, dat rimpelt onder de lippenkus van de wind.... Wat hij ook waarneemt, het verrast hem telkens zo heerlik, telkens als iets zo geheel nieuw; het doet zo innig opjuichen zijn hele ik, dat hij niet weerstaan kan, niet weerstaan wil aan de lust -, een honger en een dorst, die lust, - om de ontvangen indruk vast te houden, de mooie viezie van dat korte, voorbijgaande ogenblik een blijvende gedaante te verlenen, ze als schilder weer te geven in verhoogde schoonheid.
Voeg nu bij die spontaneïeteit de wondere gave, om, met een enkele blik van het oog, niet alleen de algemene kleur en tint, maar ook de kenmerkende beweging, het biezonderst - eigene van het geheel waar te nemen; van in zich op te nemen, zich te assiemieleren de gehele uitwendige, vooral uitwendige verschijning van de dingen onder die hoek van 't gezicht, in dát licht en in die lucht; en voeg er dan, eindelik, noch bij, een hand, die trefzeker geworden door jaren en jaren van onafgebroken studie, voor geen moeilikheid terugdeinst, neen, zelfs niet aarzelt, en een penseel voert, waarmee meer gegoocheld en gespeeld, neen, getoverd wordt dan gepeuterd, gewroet, gewrocht, en gij hebt u van Courtens' meest opvallende eigenschappen een niet onjuist beeld gevormd!
Zo Venus, de uit schuim van zee geborene, de godin van de schone kunsten was, zou men op Courtens het beroemde vers met het volste recht toepassen:
C'est Vénus toute entière à sa proie attachée!
Niet minder dan vijf en dertig schilderijen, - daaronder een tiental van vrij aanzienlike afmetingen, had de Dendermondse meester ditmaal bijeengebracht. Daarvan troffen mij biezonder De Regenboog, Regenbui te Rotterdam, Nacht, en Maansopgang in de Kempen. Ongemeen karakteristiek voor het talent van de schilder, alle
| |
| |
vier! Gedaan, blijkbaar zonder enige inspanning; gekomen, geworden zo, bijna van zelf, uit een al te overweldigende indruk, zijn deze werken instantanées, echte ogenbliks-beeldingen, aandoende ons oog en onze gehele zinnelikheid bijna met dezelfde kracht, waarmede de weergegeven verschijnselen daarop zouden inwerken, en toch anders - omdat, wat wij hier zien, niet de natuur zo als zij is, maar de natuur, vergroot en verheerlikt door en in een glorieus kleurenviezioen.
Die Regenboog b.v. is noch min noch meer dan verbazend! Ieder kent wel dat zonderlinge, schrilsprekende, onwaarschijnlike, kort, valse licht, dat de natuur versombert en verheldert tegelijk, even nadat de sluizen van de hemel gesloten werden en de zon weer op de wolken schijnt. Zeker geen van de verschijnselen, die zich het gemakkelikst laten vertolken.... Courtens echter had het hier onder de knie, van de eerste keer onder de knie, geheel, volledig, treffend.
De Maansopgang in de Kempen behandelt een meer alledaags, zeker ook wel makkeliker weergeefbaar onderwerp. Wat mij het werk buitengewoon doet waarderen, is de innige poëzie, de diepgevoelde stemming, die er in ligt. 't Is er zo stil, zo misterjeus stil, zo groeien kiemstil in die heide... en de mensjes, die er noch in bewegen, zijn zelf zo geheel doordrongen van die stilte, dat zij deze als 't ware noch meer doen uitkomen.
Doch, ik kan niet alles bespreken; de ruimte laat het mij niet toe. Daarom vermeld ik dan noch, als vooral verdienstelik, Laatste Herftsdagen, een nieuwe, weer enigsins andere behandeling van Courtens' geliefkoosd onderwerp: bomen in 't najaar; Laatste Stralen, De Winter nadert, Morgen in de Omstreken van Haarlem, Langs de Maas, Regen in 't Najaar, een - met verscheidene, flink getekende fieguren ditmaal - Het Scheren van de Schapen.
Des Enfans stelde ten toon, buiten zijn reeds van vroeger bekende Christus aan de Kolom gebonden, in ievoor, een goed borstbeeld van Mathijs van Layens, de beroemde bouwmeester van 't Leuvens Raadhuis, een welgeslaagd, teerbewerkt Kinderportret, een kloeke Snoeier, en vooral een ontwerp voor een monumentale bron, La Fontaine aux Satyres. Het onderwerp is gelukkig gevonden: twee saters hebben in hun net een meermin opgehaald en grijpen naar de heerlike, mollige prooi met voel- en streelgrage handen.
Het gehele spel, houding, gebaren, uitdrukking van de fieguren is zeer goed begrepen; het geheel mag van alle zijden bekeken worden, het voldoet altijd. Ernstig en goed werk, waarmee ik de heer Des Enfans gaarne geluk wens.
Weinige tentoonstellingen werden even druk bezocht als deze. Courtens behoort tot de meest populeere schilders van deze tijd.
P.d.M..
| |
Noord-Nederland. Morgenstjerne Munthe. Schilderstukken in ‘Pictura’, Dordrecht.
- Morgenstjerne Munthe is een van die schilders, welke je, eer je 't zelf kunt weten, al dadelik inpalmen voor hun werk; welke door middel van
| |
| |
hun stukken direkt tot je spreken, je in de zìele grijpen en meê doen leven. In zijn doeken bruist borrelend de branding, hoog òpspat het water met forse kracht, nèervallend met duizenden droppelen.
Of bij stil weer gladglijdend af en aan met spieglend oppervlak, terugkaatsend niet alleen de zwaar donkere pinkelijven, maar ook de luchten daarboven.
Zo zijn er in deze tentoonstelling stukken, waarbij het is, alsof 't zilte nat zich gaat bewegen; alsof de luchten drijven gaan; alsof de pinke schudt, schokkend door de branding, die met telkens vernieuwde kracht tegen de hoog gerichte boeg oprolt; alsof de winde loeit en fluit door het touwwerk; het is alsof de zeilen klapperend slaan.
Ik wil hier met name aanduiden, welke stukken ik bedoel:
Nr 5 van het katalogus, ‘Aankomen van een pink’.
Hier waadt met paard en al de lijnhaler door de branding naar de pink. Prachtig is hier het heel klein-menselike van de zeeman weergegeven in verhouding tot het onmetelike van de zee.
Ik acht dit stuk een van de mooiste van deze tentoonstelling.
Zo ook nr 14, ‘Pink in de branding.’
Nr 9, ‘Branding’. Enkele meeuwen op de voorgrond en verder niets dan de onmetelik wijde zee. In dit stuk het echte Hollands grijzige der luchten.
Nr 8, ‘Fris weer aan het strand’, en zo zijn er meer.
In het geheel zijn er 21 doeken en 1 akwarel. Met zeer veel gevoeligheid voor vorm en kleur zijn hier, op dit laatste, de paarden tot een groep verenigd. ‘Het ophalen van een pink’ is het geheten. Toch bekoren mij de olieverfschilderijen van M.M. meer dan zijn waterverftekeningen, waarbij ook wat veel werd gedekt.
Men kan bij nr 1, ‘Een heldere dag aan 't Hollands strand,’ gerustelik zeggen, dat hierin alle kwalieteiten in een doek zijn vereenigd. Links een bomschuit bijna op het droge. Efkens stroomt het water er onderdoor. Blauw is de hemel met enkele witte wolken langzaam zwevend, het wit en blauw mooi weergegeven in 't glad gedeelte van den òpstromenden golfslag. Verre, heel verre een lichtstreep over zee. Dit is een zeer schoon doek.
Dat M.M. niet alleen de zee schildert, bewijst nr 17 ‘kleine studie’ (een bos).
Dit is een heel klein doekje, waarop bomen en een besneeuwde weg.
Zo is er ook noch een stuk met berken, dat je sterk aan du Chattel herinnert en een ‘besneeuwde brug.’ Nr 3, ‘Stadsgedeelte bij 't vallen van de avond’ is een zeer verdienstelik doek. Vermeld ik ten slotte noch de volgende nummers:
10, ‘Opkomende Storm’. Loodzwaar drukt hier de lucht en alles drukt stilte uit - dodelike stilte.
Nr 12, ‘studie van een Visserskar in de duinen’, goed getekend, en nr 13 ‘Visserskar in de duinen’, in welke naast de schilder als kolorist, M.M. bewijst tevens een uitstekend tekenaar te zijn. Op dit nr 13 is het kleurenkontrast tussen de grijzige lucht, het gelige zand, het bruine van 't trekdier en het blauw van 't vissers-boezeroen zeer
| |
| |
verdienstelik uitgedrukt. Jammer dat hier, door het omlijsten in licht eikenhout, m.i. overigens meestal mooier dan goud, het zand wat in kleur verliest en wat vuil is geworden. Maar denken wij de lijst wech, dan is dit een mooi doek, dat hoogst aangenaam aandoet.
Het grootste stuk in deze tentoonstelling is niet het mooiste: Nr 4, ‘Kanaal bij winteravond’. Aan beide zijden van de vaart lantarens, welke hun licht werpen in 't water. Op de achtergrond schijnt de maan. Het kleurenverschil in gas- en maanlicht - het gaslicht zelf - en de refleksie ervan is heel mooi uitgedrukt. Toch bekoort mij dit stuk, ik zou haast zeggen het minst van alle. Dat bij M.M. zijn grootste kracht ligt in het schilderen van de altoos varieerende zee met haar bewoners, spreekt duidelik uit het geëkspozeerde.
Wat de tekniek hiervan betreft, vind ik het allermooist het vorstelik opgesmeerde doek, nr 21, waarop vrouwen en kinderen kijken naar de binnenkomst van een pink. Dit doek vind ik wel het mooiste van de tentoonstelling.
Dat een heel knap man als M.M. noch fouten te overwinnen heeft, spreekt van zelf, want niemand is zonder gebreken. Ik vind het heel jammer, dat in doeken als nr 16, nr 7 e.a., de schilder met egaal bruine kleur de grote zeilen heeft neergezet. Het is daar, alsof het doek - het kanefas, waarop geschilderd werd, die bruine tint heeft, en alsof de schilder dat zeil dan heeft uitgespaard.
Dit doet hoogst onaangenaam aan, daar het oog direkt zich vestigt op die grote bruine plekken en alzoo de totaalindruk gans wordt bedorven.
Vermeld ik ten slotte noch het laatste nummer van het katalogus, waarvan gezegd kan worden, dat het ook het minste is van deze ekspoziesie.
V.T..
N.B. - Uit oorzaak van plaatsgebrek bleven liggen, voor onze vijfde aflevering, verslagen over de tentoonstellingen van Enigen, van Rul, De Wit en Matton, van de Maatschappij van Schone Kunsten te Brussel, van R. Baeseler, enz..
| |
| |
| |
De negende van ‘De vrije Esthetiek’ (La libre Esthétique). - Muzeum voor hedendaagse Meesters te Brussel. - 27. Februarie tot 31. Maart.
Ditmaal waren het onze eigene artiesten, die, ondanks de graagte, waarmede tal van gevierde buitenlanders de hun toegezonden uitnodiging tot inzending hadden aangenomen, in dit salon bepaald triomfeerden. Buiten het door Thaulow tentoongesteld fragment van Rodin's ongeëvenaarde ‘Burgers van Kales’ en misschien enkele dingen van Le Sidaner, Jan Toorop, en wijlen Henri de Toulouse-Lautrec, was er, in de drie à vier zalen, welke de ekspoziesie vulde, niets, dat het, in onbetwiste artiestieke waarde, halen kon bij de schilderijen van Joris Buysse, Jan Delvin, A.J. Heymans, Schlobach, en bij het beeldhouwerk van Lagae, van der Stappen, Meunier en Joris Minne.
Buysse, die toch noch niet zo lang geleden - niet vóór zowat een vier of vijf jaren zeker - voor het eerst in 't openbaar optrad, had hier twee landschappen, waarvan het beste, Een rood Zeil (La Voile rouge), uitmunt door stoute tegenstellingen van toon en door een voortreffelike weergave van de luchtomgeving.
Delvin's pastel, 't Offer (Victime), is een aangrijpende bladzij uit zijn reeds heel wat belangrijke nummers bevattende sieklus, De Spaanse Stierengevechten.
Heymans was vertegenwoordigd door drie landschappen, die in geen enkel opzicht de werken overtreffen, welke deze uitnemende meester sedert een tiental jaren vertoonde, doch die het werk van alle andere deelnemers, Thaulow er in begrepen, Le Sidaner alleen uitgezonderd, noch werkelik... deden verbleken.
Schlobach, van wie wij sedert meer dan vijftien jaar geen enkel werk meer gezien hadden, zond niet minder dan tien schilderijen en een veertiental studies en nota's, dokumenten noemde ze het kataloog.
Als geheel beschouwd een alleszins merkwaardige zending; - bestuderen wij echter elk stuk afzonderlik, dan stellen wij al spoedig vast een verbazende ongelijkheid in behandeling en waarde beide.
Ik loop niet op met zijn allego riese voorstellingen van de vier jaargetijden; ik vind ze tamelik gewoon van vinding, de fieguren zonder verheffing of stijl, de kleur fleps en ongezond...
Veel beter acht ik zijn dichterlike vertolkingen van in de werkelikheid geziene dingen, zijn Regenboog, zijn Westminster, zijn Cap St. Vincent en zijn Côte de Fer, doch vooral zijn Wind tegen Vloed (Vent contre Marée) en zijn Edelgesteenten (Pierreries), beide verrassend door buitengewone stoutheid en schittering van koloriet.
Van Le Sidaner waren er drie pasteltekeningen, uiterst subtiele ontledingen van licht, innig verwant met die van meester Emiel Claus, noteringen, met onfeilbare doch geduldige hand gedane noteringen van een gehele harmonie van overgangen, aldoor fijner, aldoor onmerkbaarder. Vooral Sneeuw was overheerlik.
| |
| |
Toorop's Geld en Godsdienst (Souffrance prolétarienne) heeft één gebrek, - dat de verhoudingen van de fieguren die van levendige mensen overtreffen. Dat is jammer evenzeer als het volkomen overbodig is. Maar anders - hoe uitnemend bewerkt, wat een vaste, kloeke tekening en wat een uitdrukking in de gezichten, in de ogen vooral!
Heerlik mooi was, van dezelfde, Doortocht van de Zielen (Le Passage des Ames). Verdienstelik ook zijn portretten van Mevr. Beisman en van Dr. Timmerman.
De Toulouse-Lautrec was herdacht met niet minder dan twintig schilderijen, evenveel prenten en enkele tekeningen. Wat een verbazend talent had die kleine, dwerglelike man, die zo zonderling leefde en zo vroegtijdig stierf! Met hoe weinig middelen wist hij een houding, een beweging, een tiepe vast te houden... Veel per se lelike dingen hielden hem onledig; doch - ook 't lelikste wordt belangrijk door de geestige, soms de fijngevoelige manier, waarop hij er van spreekt. Mooi vooral Femme à sa Toillette en Portret van M.G. Tapié de Ceyleran.
Onder al 't werk van Vallotton vind ik enkel interessant zijn alleen in zwart en wit uitgevoerde, met een enkele streek op het papier geworpen portretten van tijdgenoten. Stukken als zijn olieverfportret van Dostojewski vind ik absoluut lelik.
Merkwaardig waren de etsen en tekeningen van Mejuffer Käthe Kollwitz, de gravuren van Pieter Dupont, de tekeningen van F. Khnopff, de pastels van Alex. Ch. Robinson, de waterverf-karikaturen van C. Strathmann.
Weinig opgemerkt werd, ten onrechte, de zending van Gerhard Munthe. Deze stuurde een twintigtal met akwarel verhoogde illustrasies, bestemd voor een onlangs verschenen uitgaaf van Snorre Sturleson's Sagen en Geschiedenissen. Deze ontwerpen vertonen een bij uitstek noors en priemietief karakter, dat volmaakt overeenkomt met datgene van de verhalen, die zij moeten opluisteren.
Ik dweep niet met van der Stappen's Gedenkteken van Alfried Verwee, evenmin als met Minne's Burgemeester Francquaert en zekere borstbeelden van Meunier.
Prachtig vind ik van deze laatste De Zeehaven, fragment in hoogverheven beeldwerk van 's meesters aanstaande Monument du Travail; diep gevoeld van Minne Vrouwefieguur en Jonge Knaap; streng en stijlvol van Karel van der Stappen Een Meisje van Veere en aardig gevonden zijn fontein, Le Doudou.
Zeer verdienstelik ook Lagae's borstbeeld van de heer Leo Lequime en zijn Visser in brons.
Noch dienen vermeld de bronzen platen van Charpentier, de juwelen van Boutet de Monval, de studies van Anna Boch, en de schilderijen van Anglada, Lerolle, en van der Hoef.
| |
Werk van Doudelet, Karel Tremerie en van Melle in het Verbond voor Kunsten en Letteren te Gent. - Van 27. Maart tot 3. April. -
Benevens een gehele reeks schilderijen en tekeningen, welke ons reeds van vóór verscheidene jaren be- | |
| |
kend waren, stelde Karel Doudelet hier ten toon een ontwerp voor een dekoratief paneel, De Grot, een groot, zoniet volop in, dan toch naar de natuur geschilderd nachtelik landschap, Maneschijn in Vlaanderen, en enkele interessante kleinere dingen, zoals de akwarellen Montsalvat, Najaarsbladeren, De Herder, en de tekeningen Verleiding, Scheiding en Het Spinnewiel.
Vooral Maneschijn in Vlaanderen zal menigeen verbaasd hebben! Niet velen zullen een zo intieme natuurstemming verwacht hebben van de simbolistiese tekenaar, die alle kenners al zo lang op prijs stellen.
Van Melle had landschappen en binnenhuisjes, Tremerie alleen plein-air gezichten. Beiden schijnen in een ogenblik van inwendige kriezis te verkeren; merkbare vooruitgang is bij hen niet waar te nemen... Ik zou zelfs durven zeggen, dat ik betere dingen van hen heb gezien dan de nu getoonde... Toch hebben beiden bepaald talent... Wij wensen hun van harte toe, dat zij ons eerlang met een gehele reeks volkomen rijp en nieuw werk verrassen.
| |
Rul, de Wit en Matton in de Verlat-zaal te Antwerpen. - Van 23. tot 30. Maart.
Onder onze jonge landschapschilders is Rul al lang een van de aantrekkelikste en meestgewaardeerde. Zonder enige aanstellerij heeft hij zijn palet weten te ontdoen van al wat hij er aanvankelik, misleid door zekere plaatselike overleveringen, aan onware, onfrisse tonen had op gesmeerd; dan is hij sedert een drie, vier jaren, zich meer en meer gaan toeleggen op gestaag verfijnen van zijn kleuren lichtviezie; en nu blijkt het uit deze zijn jongste tentoonstelling, dat hij er ook noch naar streeft, om - tegelijk met en in de uitwendige verschijning van de dingen, weer te geven de stemming, welke zij in hem opwekten, of die, waarin het hem heeft toegeschenen, dat die dingen zich zelf vertoonden, en zo is hij nu volop bezigte worden, waartoe hij, wij wisten 't al lang, geroepen was - een van onze gevoeligste landschapschilders.
Van de dertig grote en kleine stukken, in de Verlatzaal nu weer verenigd, overtreffen een twaalftal alles, wat wij ooit van hem zagen: Lente, - Duin, - Kalmpthoutse Heideduinen, - Akkers in de Lente, - Duinen na Regen, - Zomer in de Duinen, - Mastbomen, - en vooral Duin met Heidebloemen, - Opkomende Maan en Spiegelwater.
Enkele van deze stukken, o.a. de drie laatste, hoeven in geen opzicht achter te staan bij de heidevertolkingen van de anders zo terecht gevierde Theodoor Verstraete. Veel bedaarder, rustiger dan het weleens van hartstocht trillende werk van deze laatste, zijn deze dingen aleven waar en poëties als de zijne...
Prosper de Wit beschikt ontegenzeggelik over gaven; jammer maar, dat hij van de ene kant noch steeds wat gauw tevreden is over de verkregen uitslag, en van de andere zich al te zeer beperkt tot het vasthouden van de uitwendige verschijningen. Als hij het van zich verkrijgen kan, aan zich zelf strengere eisen te stellen,
| |
| |
én meer uit en voor de ziel te schilderen dan met en voor het lichaamsoog, dan mag hij zeker zijn, dat hij noch wel eens wat meer op de voorgrond zal treden.
Zal hij onze welgemeende en alleen door oprechte belangstelling ingegeven raad volgen?
Enkele van de door hem getoonde schilderijen, juist de allerlaatste, doen het ons hopen: Dreef te Veurne, Vijver, Somber Straatje en Mistige Winterdag te Sluis.
Hier is meer en beter dan verf en fotografies juist-weergegeven bomen, huisjes, planten... Hier is de kunstenaar aan het werk gegaan, omdat hij wat gevoeld had - en daarom staat dat viertal stukken ver boven al de andere, daarvan niet uitgezonderd het op grote schaal gedane, in stoffelik opzicht verdienstelike schilderij, Een zonnige Dag op de Hoef.
De beeldhouwer Matton stuurde naar deze tentoonstelling een paar verdienstelike portretten, dat van zijn eigen Meter en dat van de toondichter Marten Lunssens, een drietal niet onaardige groepen en enige voorwerpen van dageliks gebruik.
Een mooi stuk werk van hem is Borstbeeld van een Oud Man, in marmer uitgevoerd voor de stad Brussel.
| |
Enigen. In de zalen van het voormalig Muzeum, Venusstraat, Antwerpen. - Van 13. tot 27. April. -
Van alle groep-tentoonstellingen, hier te Antwerpen sedert lang gehouden, deed geen enkele ons even groot genoegen als deze. Hier toch zagen wij bijeengebracht het werk van een gehele schaar jongeren, die vastberaden hebben afgebroken met alle tradiesie, van hoe hoog of laag, van hoe ver of nabij die dan ook kome; van jongeren, die zich met algehele toewijding aan hun kunst geven, en vast besloten zijn ze niet te vereren met al lang doorgebrande wierookvaten in al half tot puin gezonken kerken, maar wél haar op te richten een eigen tempel en haar daarin te dienen volgens zelfgevonden rietus - of niet!
't Doet deugd aan het hart, hier dingen te zien, zo absoluut jong en fris, zo geheel eigen gevoeld en gedaan als b.v. die landschappen van Aloïs de Laet, vooral Voormiddag, Vroege Morgen en Mijten in de Vooravond, en van Richard Baseler, voornamelik De Hei, De Hut, Opkomende Maan, en van Joris Morren, biezonder die kleine serie pasteltekeningen uit het Zuiden van Europa, waaronder ik Beaulieu en Villefranche ten zeerste waardeer.
Edmond van Offel stelde ten toon, buiten een drietal reeds bekende Dante-illustrasies, welke tot het degelikste behoren, dat er in die aard zo al is voltooid geworden sedert jaren, een voortreffelike simbolistiese tekening, De Hoop, een mooie kleur-tekening, vol stijl en karakter, De Jacht, en een zeer aardig kinderportret in pastel.
Eugeen van Mieghem zond kijkjes in het leven van de armtierige bevolking van de Antwerpse uithoeken, gedaan zonder enig verlangen om te overbluffen of te strelen, oprecht en eerlik werk, waaronder wel 't meest uitmunten
| |
| |
Rond de Stad, Kooldragers, Avond, Landverhuizers. Ook een aantal viezies van mensen en dingen uit Zeeland, daaronder enkele zeer goede als De Toren, Zonnige Dag, Vier Zeeuwse Meisjes.
Doch - ik vermeldde noch geenszins alles van Baseler en van Morren. Deze laatste zond, onder meer, enige gewetensvol naar de natuur gedane studies in olieverf, De Warande bij Winter, Herfst, De Kastanjeboom in 't Najaar, Vruchten, Bloemen, - en een groot en mooi pastel, Jonge Dames bij het Klavier, stevig gemodelleerd, treffend juist van kleur en verlichting. De eerste fantazeerde als een dichter over Antwerpens O.L. Vrouwe toren en toonde ons deze in een zestal verschillende lichtverschijningen, een zeer verdienstelike poging, die ik Baseler wel eens op wat groter schaal wilde zien herhalen.
Vaes, zeker wel de jongste van allen, die in de Scheldestad tentoonstellen, belooft een van onze meest oorspronkelike artiesten te worden. Zijn Rattenvanger, zijn Sakristij, doch vooral zijn Liedeke van de Dood verrasten ons ten zeerste! Vaes heeft verbeelding; hij weet een oud onderwerp op nieuwe wijs in te kleden, hij kan tekenen als de beste en heeft op zijn palet menige nieuwe, frisse toon.
Lambert ook is een dichter; jammer is het, dat zijn uitvoering niet op één hoogte staat met zijn vinding. Zijn keurbehandeling is wat grof, te weinig verfijnd, te stoffelik in één woord... Of zijn 't alleen studies, welke hij hier vertoonde? In dat geval verwachten wij ons aan een reeks zeer mooie schilderijen, wanneer de begaafde jonge man deze ‘schetsen’ zal hebben voltooid...
Naets zond verdienstelike kijkjes in Waterland en Zeeland... Vooral Verloofden, Volendamse Vrouw en De Kaai te Volendam, dit ondanks zekere onfrisheid in de kleur, zijn goed werk.
Van wijlen de arme Karel Collens waren er een kleine reeks schilderijtjes, die wij reeds uit een vroegere tentoonstelling kennen, en een vijftigtal op papier uitgevoerde tekeningen, ontwerpen voor postkaarten, illustrasies van fabelen, karikaturen, enz., alles vol van een zeer eigen, uiterst pittige humor!
Nijkerk en Hageman zonden vrij interessante studies naar de natuur, Nijkerk, meer bezorgd om het karakter -, Hageman, er voornamelik zich op toeleggend, om de lichtschakering weer te geven. Van Nijkerk vermeld ik Een Laatste Bezoek en Studiekop, van Hageman In de Tuin en De Voorbijgangster.
De meester van Achterbos, Jakob Smits, aanvaardde de hem geworden uitnodiging van deze jongeren en zond een in de volle zin van het woord heerlik Meisjesportret, dat - op de ereplaats opgehangen - in de vrij donkere zaal formeel straalde!
P.d.M.
|
|