folio 233
1745
In dit jaer is door gansch het land als mede in Holland en andere plaetsen een groote stervte geweest onder het rundvee. Waervan ons convent wel droevig gevallen gehad heeft, want in de tijd van 10 dagen heeft het convent door malkander verloren 83 beesten, so kleijn als groot. Dese sieckte was bij alle beesten niet even eens, want sommigen sijn gestorven aan de tweede, andere aan de vierde, anderen ook aen de selfde dag. Men heeft sommigen, dog wijnigen, geopent en daer bespeurt, dat de gal veel grooter was als ordinair is en hier in sijn sij alle gelijck geweest, dat het wit van d'oogen gansch rood was en gestaeg het water daar uijt liep als ook uijt de neus en moel. Het convent heeft alsdan geen kosten gespaert aen medecijnen, maer was alles tevergeefs. En bij het gebruijckvan de selve weder ieder beest met een deeken toegedeckt om aen 't sweeten te helpen, maer konde niets baten. Deese sterfte is rondom soo algemeen geweest, dat bijna niemand daervan vrij is geweest. En heeft alle haer beesten het sij wat vroeger of later hebben verlooren, soodat er wijnigen overbleven, Ja, sommigen hebben die 2 a 3 mael agter malkander verlooren, hetwelk gevaer het convent insiende heeft geen beesten weer aengekogt, maar sij soo veel kende, beholpen, totdat soo langsamerhand weeder wat konden aanwinnen. Soo dat er dan dit jaer ook geen rundvee is geslagt, maer meerdere varkens als gebruikelijk was, te weeten 20 in 't getal. Hetgeen nog in dit droevig toeval tot ons geluck was, was dat de pagt van 3 koningsweijden. die het convent voor ses jaren gepagt had, daervoor 's jaerlijcks betalende de somme van 400 Gld., juijst dat jaer geeijndigt was. En alsoo er nieuwe rentmeesters waren