folio 32
1697
In Mey 1697 is in ons bouwhuys door onversightigheyt een groote brandt ontstaan, vermits daar wy in een hut een backoven hadde, daar toen broot in gebacken wiert. Weete niet by wat ongeluck 't stroye-dack in brandt is gekomen, dat 's avonts te 9 uuren voort in lichte brandt stont. Daar by een varkensschot stont, daar wel 7 of 8 verckens in verbrande. De burgers van de stadt betoonde groote trouwigheyt en de magistraat van des gelycke, want stelde ordre dat daar twee rye van de burgers stonde, d'een om d'emmers aen te langen en d'andere de leege emmers af te neemen. Ook waren verscheyde, die binnen het water aen haelden, soo uyt de school als van de geut. De susters waren in groote verlegentheyt, de burgemeester en heer Verburg, de pastoor van de stad, arbeyde mede en aenmoedighde en trooste de susters. Daar wiert eenige heyligdom en Agnus Dei in gesmeeten, daar de brandt door verminderde. En door Godts bermhertigheyt draayde de wint, want het scheen eerst of ons heele klooster soude in brandt raken. De brandtklock had geluit, waar over de boete moste geeven. Maer wiert genadelyck gehandelt door het kermen der susteren, soo dat sy de magistraat en aen de burgers voor haar trouwigheyt hebben vereert 25 guldens tot mol en wyn. Als toen wiert goet gevonden dat men 's avonts na het avontgebedt het Salve Regina leest. Sedert die tyt zyn wy noch verscheyde reysen van brandt bewaart, soo in 't brouwhuys als amerhuys dat al in peryckel was van branden.
In dit iaar 1697 heeft het convent gekoght 4 mergen lands. De 2 mergen het kerkenlandt, en de 2 mergen daar naast aengelegen, het Vergerdt genaamt, voor de somma van 1000 gulden.