folio 8
1672
In 't Hooghtijt van Pinxteren waeren die van 't convent in groote benauwtheijt in 't afkomen van de Franse. Wanneer de pater aen de susters afvraaghde, of daer imandt wilde naar sijn vrinden gaan tot bewaarnisse van haer persoon als tot ontlastingh van 't convent, want daer een samoureus door Sijn Excell. den Drost van Lotthum wiert gepresenteert. Maer de Susters dit eenpaarlijk bedanckte en hadde liever in armoede met malkanderen en in liefde soet en suur in haar klooster met een te leven, als gescheijden te sijn, hoewel sij al veel swarigheijt, kommer en armoede, en groote vrees hebben uytgestaan. De spraak was, dat de Franse quamen en de selve noch niet vernemende ordonneerde de procuratersse Sr. A.E. van Herten dat den bouwmeester met nogh een kneght de beesten na den karbrugh soude brengen. Onderweegen quamen de Franse, die alle de beesten namen en de kleederen van onse kneghts en kreegen veel slagen toe, quamen met d'onderkleederen weer int bouwhuys.
Ao 1672 Op H. Drivuldigheijts dagh waren die van 't convent in groote benauwtheijt; des morgens te 4 uuren dee d'Eerw. pater een schoone vermaningh, dat de Susters haar moeste bereijden om te sterven of wat swarigheijt haar mocht overkomen. Als doen wiert haar de H. Communie gebraght, en bleeven dien dag altemaal op het choor tot s'avonds, wanneer sij na den reventer gingen om wat te eeten. D'Eerw. pater Vosch na dat hij de misse gedaan had, vertrock voort na Uytrecht, dat noch de vrees en benauwtheijt van de Susters deede vermeerderen, om dat doen in dien tijt niemant en hadde daar raat meede kosten neemen. Gelijck men wel dencken kan wat droefheijt en