De kracht der Liefde, of Minnaars en Minnaressen.
Uit uw oog straalt altoos de liefde,
Het schiet de vonken in mijn hart,
Ja door de liefdegloed, Dat mijn hart branden doet,
En mijn oog u niet meer ontmoet;
Geliefde hoor mij aan, Wees met mijn lot begaan,
Zonder u kan ik doch niet bestaan.
2.[regelnummer]
Waar zijn die aangename uren,
Die wij te zamen hebben gesmaakt,
Ach in mijn jeugdig hart Gevoel ik thans de smart,
O ja mijn zinnen zijn geheel verward,
Ik lijd zoo veel verdriet, Daar mijn oog u niet ziet,
Geliefde! ach vergeet mij niet.
3.[regelnummer]
Mag ik u dan niet meer gedenken,
O mijn geliefde hartvriendin!
Daar ik unimmer haat, En gij mij verlaat,
En in zulk een nare staat,
Ach als ik u weêr ontmoet, In zulk een tegenspoed,
Dat doet dit treurig hart weêr goed.
| |
4.[regelnummer]
Als ik dwaal op duistere wegen,
Zie ik uw beeldnis voor mij staan,
O ja in d' stille nacht, Als ik u verwacht,
Want de liefde heeft veel kracht,
Maar o Opperheer! Gij hoort doch mij niet meer,
En veracht mij doch zoo zeer.
5.[regelnummer]
Dan roep ik met kracht en luider stemme,
Uwe naam ja door het woud,
Maar gij hoort mij niet, En laat mij in het verdriet,
En gij mij niet meer aanziet,
Ja ver van mij af, Nader ik het duister graf,
Voor mijn jeugd altijd een zware straf.
6.[regelnummer]
Waar zal ik u weêr ontmoeten?
Gij die mij uw hart hebt ontzegd,
Wees met mijn lot begaan, En hoor mij aan,
Ik kan zonder u niet bestaan;
Wees toch niet verstoord, Als gij mijn klagten hoort,
Daar gij de liefde steeds in u smoort.
7.[regelnummer]
Waarom moet ik alleen zoo lijden,
Daar gij mij altijd doch veracht,
Ach ik was nog een kind, Toen heb ik u bemind,
En was altijd uw beste vrind,
d' Heer heeft het gehoord, Gij gaf mij eens uw woord
Waarom zijt gij nu zoo verstoord.
8.[regelnummer]
Gelijk een bloem zal ik steeds verwelken,
Tot ik rust in de koude aard,
Mijn lijden is zoo groot, Ik zit in groote nood,
Daar gij mij helaas verstoot;
Heb meêdogendheid, Zoo wordt ik weêr verblijd,
Daar mijn hart alleen om u schreit.
9.[regelnummer]
Nog eens voor het laatst wilt hooren,
Eens gaf gij mij uw hart en woord.
Ik zweer u eeuwig trouw, Wordt mijn geliefdevrouw,
En nimmer hebt gij daarvan berouw;
Voor de laatste keer, Anders ziet gij mij niet weêr
Ik beveel mijn lot aan onzen Heer.
|
|