't Kortswylige steekertie
(1654)–Anoniem Kortswylige steekertie, 't– Auteursrechtvrij
[pagina 170]
| |
Stem: Laura sat laast an de Beeck.
Kniertje sadt aan d’Amstel Y
En haar oogh dreef naa de baaren
Met ‘er vryer aan ‘er zy
Daar gingh zy het hem verklaaren
Dat sy wou na Inje vaaren:
Denckt of hy had groote rou,
Want hy wou tot Amstel blyven,
Daar begon dit paar te kyven,
Want zy had zijn eygen trou.
Voort soo schyt dit lieve paar
Dogh hy gingh de liefde staaken,
Kniertje die sou naar haar vaar,
| |
[pagina 171]
| |
- - - - - - - - | |
Van die Iuffr. en Monsr.
Iuffr.
Wanneer de wigters kooseren Taat,
Taat, Taat, myn hertje open gaat.
Monsr.
Iou ysig vlysie daar je bent,
Hoe kom im aan dit Noorder ent,
- - - - - - - - Maar sy konde niet klaer naaken
Dat zy brack kont zyt weer maacken
Soo was zy en bleef een vrou:
Maar nu is het al verlooren,
Haar lief heeft een aar verkooren,
Kniertje leeft nu sonder trou.
| |
[pagina 172]
| |
Denckt eer of dit kniertje spyt
Die haer mindt moet zy verliesen
En haer lief die is zy quyt
Konse weer een ander kiesen
Maar sy heeft niet te kaddiesen
Om dat zy haer trou niet hiel
Gafse weer al met verachten
Daarom moet zy nu wel waghten
Om dat zy der eerst af viel.
Uyt. K.B. Niet varder. |
|