't Kortswylige steekertie
(1654)–Anoniem Kortswylige steekertie, 't– Auteursrechtvrij
[pagina 130]
| |
Stem: Baathaftige veldt Godinne.Roemwarde maghde pronckje
Die door u ooge straal
Ia door u lieve lonckye
Kan maecken dat ick braal
In heete gloet
‘k Wordt op gevoet
Mijn Zieltje tracht te poogen
Staan In de plicht
Van u gesicht
Van Goselyns lonckend’ oogen.
ô Gruwelijcke wonde
Diet Hart en Zieltje rackt
Die niet zijn te gesonde
Schoon ick wel tienmael brackt
| |
[pagina 131]
| |
- - - - - - - - | |
Van die Iuffr. en Monsr.
Iuffr.
De saak lyt last nu niet getrent,
De Vryers rysen tien par cent.
Monsr.
Een Meysjen dat elk antwoort gaf,
Slaat s’jaars wel 100 daalders af.
- - - - - - - - Dan de door gunst
Van Roselyns Kunst
Diet alles kan geneesen
Keert niet van mijn
Gy medecijn
Vol kuys en eerbaar wesen.
| |
[pagina 132]
| |
Goddinnen die de werelt
Vervult met wijsheyt heel,
Rijst hoogher dan ‘t gepeerelt
Van Pallas Pronck-juweel,
Schoon Phebus ryst
Int laast weer Dyst
Zijn gulde straal van booven,
De Zon haar glans
Die heeft geen kans,
V glans kan hem verdooven.
Diana schijnt te swichte
Als Roselijn maar komt,
V glans kan haar verlichten
Waar door zy staat verstomt,
Zy weet niet wat
Haar heeft onvat
Zy soeckt haer schoonheyts luyster,
Die haar beswijckt
| |
[pagina 133]
| |
- - - - - - - - | |
Van die Iuffr. en Monsr.
Iuffr.
De Mysjes moeten vynsen vaar,
Maar sijn hoe eer hoe liever klaar.
Monsr.
Een stipken leer ik meer by ‘t boek,
Al heele schoften by den doeck.
- - - - - - - - Ia voor u wijckt
En is geheel als Duyster.
Roselyns Roode kaeke
Die als een roode roos,
Mijn Zieltjes kan vermaeke
Door hare soete bloos.
| |
[pagina 134]
| |
Haar geel gevleght,
Al goutdraat reght,
Staat aan haar hooft te gieren,
Haar voor-hooft jendt,
Die hoor omrendt
Te zijn met Lauwerieren.
Vooghdesse vant gesaye
Dat Venis heeft gesaeyt,
Die Sou u Acker Maye
Daar Soo veel staen bekayt,
Of Phebus riep,
Daphina liep
Na ‘t boos Apol most suchten,
Waar door zy hier
Een Lauwerier
Verandert Door haar vluchten C.I. Bindt altyt vast
| |
[pagina 135]
| |
- - - - - - - - | |
Van die Iuffr. en Monsr.
Iuffr.
Het paaren doet te grooten seer,
‘k Sit liever by den spin-rok neer.
Monsr.
Ik krygh de daat wel van myn naam,
Soo ik myn smokje niet om vaam.
|
|