Het tweede deel van de koddige olipodrigo

ACh! mijn lief, wat lieffelijke lonken.	21

Doen 't Wester - Toorens Haantjen daalden.	26

Het Beeld van Venus aanzicht.	4

KAtrijn wou aan de man.	11
Klorinde in den dageraat.	18

'k Loos noch menig lachje.	48

Midas liet hem laatst Barbieren.	17

Nooit ontfing ik meerder vreugden.	6

O Waarde Maagt! gy deed' my klagen.	9
O Hemel! dank zy u.	29
O Wijn! ô! wilt ons gunstig zijn.	45

Roep keeltjes en veeltjes.	25

Soete Ioffer.	1

Vriendin van my gekooren.	33

WEl, Me - Iuffertje, wat mienje.	12
Wel hey! mag dit zoo zijn.	15
Wel gemanierde Maagd.	23
't Was 's Morgens vroeg, eer dat Auroor.	27

ZIet dit 's mijn rechter duym.	20
tZa, tza, nu weêr eens omgedronken.	42

FINIS.