Het tweede deel van de koddige olipodrigo(1654)–Anoniem De koddige olipodrigo– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina t.o. 45] [p. t.o. 45] f 45. [pagina 45] [p. 45] Toon: O Wein du bist so hupsch / &c. O Wijn! ô! wilt ons hulpig zijn, Wy barsten aan d' Olipodrigo, doch uw' Zonne - schijn Zal kooken, in de maag, De spijs die wy, te graag En gulzig, binne - vraten, Dies moet uw' heerlijk nat Doorstuwen been, en graten, En vervarschen 't kele - gat. 2.[regelnummer] Wat vreugd! wat aangenamer locht! Zie Bacchus sproeit de tafel met zijn heerlijk druive-vocht, De Romer is ten tap, Ik zet mijn gorgel schrap, [pagina 46] [p. 46] En breng u eens een heeltje; Hou daar, dat glijd 'er door, Nu luister na het Veeltje; Want dit dansje gaat u voor. 3.[regelnummer] O! evoë op Fluit en Bom, Dat deze gulde Fransche - Zon slechts rol de tafel om; Wat is de droge kost, Wanneer geen Manne - most, Met Amper - geur en krachten, De harde spijs verteert? Wie zal d' Wijn verachten, Als men hals en lenden smeert? 4.[regelnummer] Zo, overkostelijke Maats, Het Vreugde-Stroompje holt, en rolt, en tobbelt binnen gaats, De kruinen zijn bekranst, De Juffer zelver danst: [pagina 47] [p. 47] Wat zo, gezonde Zuster, Zet beid' uw' beentjes schrap, O! evoë! men kust' er Op Schabel, en Disch, en Trap. 5.[regelnummer] Dus hobbelt, 's werelds losze Zee, Die Questi die getiers hier zoekt, ey koom ter Tafel meê, Men zal hem, met een dronk, Of met een dubb'len flonk, Op zijn Poeëts doen zwijgen, Het Wijntje maakt de vreugd, 'k Wil dronk aan dronkjes rijgen Dus zoo mest men tiersche jeugd. J. Bara. Vorige Volgende