Het tweede deel van de koddige olipodrigo
(1654)–Anoniem De koddige olipodrigo– Auteursrechtvrij
[pagina 6]
| |
[pagina 7]
| |
2.[regelnummer]
Een zoet genot van kuissche lippen,
Vol Nektar nat,
Door dien haat geesje scheen in mijn te slippen,
Want 'k hadd' omvat
Het zoetste lichaam dat oit op aarde
Voor mijn verscheen;
Want mijn docht haar schoont' en waarde
Heel ongemeen.
3.[regelnummer]
Maar, ô Goôn! wie kan uit spreeken
't Geen ik genoot,
Doenze mijn een gunstig teeken
Van weêr - min boodt,
En dat zy met haar bloozende kaaken
En lieve mondt,
Mijn verliefde lippen quam raaken:
O zoete stondt!
| |
[pagina 8]
| |
4.[regelnummer]
Dies Godin, ghy die de Minne
Gestaâg regeert,
Hebt ghy meê vermeestert haar zinne,
De liefde vermeert,
Aan weêr - zy, stadig tusschen ons beyden;
Dat droef, noch bly,
Nimmermeer ons komt te scheyden,
Dat bidden wy.
Ruelles.
|
|