Het tweede deel van de koddige olipodrigo(1654)–Anoniem De koddige olipodrigo– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 117] [p. 117] Kupidoos Herry. Toon: Op het Rockin woont Aaltje. LAatst raakten eens Kupidootje In 't ootje Van vijf zes Juffertjes loos, Zy quelden 't kleine Gootje Zo euvel, tot dat hy wierd boos. 2.[regelnummer] Doe wou hy met kracht geen streelen Meer veelen, Hy wierd op schoot gedouw-douwt. Zy hebben onder 't speelen Hem fijntjes zijn Tuygjen eschout. [pagina 118] [p. 118] 3.[regelnummer] Het Lekkertje teeg aan 't krijten, En smijten, Men leid hem met alle - man vlak, Daer hielp krabben noch bijten, Zy voelden al 't Poppe - goet strak. 4.[regelnummer] Zoo boeten de grage Zusjes Haar lusjes, Wou 't Guitje niet naar haar wil, Dan gaven zy hem brusjes, En speulden braaf gatje - bil, bil. 5.[regelnummer] Hy raakten los door krioelen, En woelen; Doe knipte hy op zijn duim, En zwoer, ik zalje 't voelen Uitpeperen, sta maar wat ruim. [pagina 119] [p. 119] 6.[regelnummer] Ik heb 'er wel eer een jongen Gedwongen, Riep 't Katjen al van de baan; Maak niet veel kromme sprongen, Klein Deumisje kom ereis aan. 7.[regelnummer] Hy spande strikx-strakx zijn boogje, En toogje Het peesjen, en schoot 'er, geblind, Een pijl net in haar oogje, Zy jankte van liefde geswind. 8.[regelnummer] Zoo schonk hy dra elken Nichje Een schichje; Zy vloyden hem naar zijn huit, Deur vloog het arrig Wichje, En 't lachteze lelikjes uit. W. Schellinks. Vorige Volgende