Het tweede deel van de koddige olipodrigo

[p. 116]

Aan S^r. N.N. Mal-eyeren.

MAl-eyeren, gy eyt my daag'liks om de kop.
‘Ey, zegt gy, maakt my hier, ey maakt my daar wat op,

‘Ey, maakt my dit en dat, 'k zal dit en dat u geven.

Maar ey, wat hebt gy my gegeven van u leven?
Een groote kale Niet, noch haringen, noch kuit.
Ziet, all' uw' Eyen komt slechts op een Windt-ey uit.

H. Bruno.