Het tweede deel van de koddige olipodrigo(1654)–Anoniem De koddige olipodrigo– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] Belaagde schoonheit. Wyze: 't Windeken daar den Bosch af drilt. HAgeroosje die zat in 't Bosch, En zy reeg haar boezem los, Die van hetten Haar beletten Meer te dwalen gints en weêr, Rust, daar vermoeit, haar leetjes teer. 2.[regelnummer] Dicht in het midden van 't geboomt, Daar Syringes Beekje stroomt, En de winde, Eyk en linde, Ruisschen doen als of het leeft, Dat hare schaduwe koelte geeft. [pagina 75] [p. 75] 3.[regelnummer] Daar zoo onthoudt zy haar ter sluik, En onthuldt haar Rooze - Pruik, Gaa haar leden Naakt ontkleeden; Want de schaamte zy verliet, Niemant en (meendeze) zach'er niet. 4.[regelnummer] Mits zy dus lobbert op dat pas, Tot 'er knietjes in die plas, Duikt zy neder; Hey mooy weder, Roept een Sater achter 't riet: Hageroosje en vlucht doch niet. 5.[regelnummer] Schielijk zoo vluchtze voor 't geluit, Spaar, ay spaar u reine Bruidt, Ach Diaane! Meldt mijn traane, [pagina 76] [p. 76] Meldt dit schrikkelijk ongevaar, Schielijk doch aan Adelaar. 6.[regelnummer] Ach! Adelaar en mint u niet, Hageroosje waarom vliedt Gy dan, Schoone, Voor de Kroone, Voor de Scepter van het Wout, Dat gy niet aan zijn Godheit trouwt? 7.[regelnummer] In dit worstelen zag Diaan, Dat de Maagdom sluip zou gaan. Schut zijn lagen, En in 't klagen, Komt den Harder op 't geluit, Kust zijn hallif doode Bruidt. T. Asselyn. Vorige Volgende