Het tweede deel van de koddige olipodrigo(1654)–Anoniem De koddige olipodrigo– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] Didoos klachte; Virgilius gevolgt. Toon: Je ne puis Eviter. O Kleed! my eerst zo waart, Wijl my, op dezer Aardt, De Goôn en 't luk in voorspoed leven deên, Ontfang mijn Ziel nu meê, En help my uit dit wee! Ik heb mijn levens - baan ten end getreên, Mijn Ziel zal varen, Uit dit Huis vol pijn, Over Stigis baren, En ten Afgrond wááren, In veel grooter schijn. [pagina 64] [p. 64] 2.[regelnummer] Ik heb, 't welk my verlicht; Een groote Stadt gesticht; En al mijn Vesten noch volbouwt gezien. Zicheus droeve Moort Gewrooken zoo 't behoort, En mijn bloed-ziekke Broer betaalt door 't vlien. Lukkige Elize! Geen grooter luk Kost ghy verkiezen. Maar de Vloot verliezen Doet mijn vreugt in druk. 3.[regelnummer] Bedroefde Dido, zult Gy, in dit ongedult, Noch ongewroken sterven? neen, ô neen. Doodt helpt my uit d'ellent, En maak mijn ramp ten endt; [pagina 65] [p. 65] Zoo lust het my te dalen naar beneên. Troyaan, gy wreede, Verzaadt u op zee, Met dit dootvier heede, En voer 't lijkdacht mede, Tot uw ramp en wee. J. Dullaart. Vorige Volgende