Het tweede deel van de koddige olipodrigo
(1654)–Anoniem De koddige olipodrigo– Auteursrechtvrij
[pagina 58]
| |
Den verheugden Vollontaris.Toon: In het Huisje zonder Glazen.HEy daar heb ik weêr een Ceeltje!
Bloemer - hart, nou staan ik stout,
Dat verquikt mijn drooge keeltje,
'k Gaf dat Briefjen om gien Gout;
Laet zien, waar moet ik zijn?
De droely dat bolt mijn,
't Is al voor Wind,
Het is een Kind;
Dat 's Koek, en Rijnze Wijn.
| |
[pagina 59]
| |
2.[regelnummer]
Tzellemest hoe wil ik likke,
'k Zal op-passen, als een vink;
Om my after 't Lijk te schikken
By de vrinden met een swink;
Zo raak ik gaauw in Huis,
Voor al het aâr gespuis,
Die op malkaar,
Noch pakken haar,
Als ik den aap al luis.
3.[regelnummer]
Ik pas lustig wat te raken,
Schaf men Witte-Brood, of Koek:
Zien ik kans, om te taken,
Mer een snap is 't in mijn broek.
IK draag meê op mijn Buik,
Een Leere-tas, hiel puik,
Die niemandt ziet,
| |
[pagina 60]
| |
Daar ik in giet
Veel Roemers Wijn, ter sluik.
4.[regelnummer]
Om gestaadig in te hakken
Breng ik zelver Roemers meê;
Braaf in Kokers, in mijn zakken;
Kijk, dan ben ik altijd reê,
Ja, schoonder al een brak,
Ik neem de aare strak,
En zuip weêr an,
Zo lang ik kan,
Tot ik mijn spille pak.
5.[regelnummer]
DeGa naar margenoot* Pik-swartjes zijn mijn Vrienden,
Want zy zetten mijn Ceeltjes by:
Dat j'eens zag, hoe zy mijn dienden
Met 'er schenken, 'k wed je zey,
Jy staat wel met die Maats:
| |
[pagina 61]
| |
Maar ien ding is weer vaats,
Als ik ben buis,
En zeil naar Huis,
Zo doet men my veel quaats.
6.[regelnummer]
Alderley bezukt Kanaalje
Brust mijn, als de droes, altoos;
'k Slaa, en roep, de duiker haalje
Guits, en Schelmen, word ik boos,
't Is VOLLONTARIS hou!
d'Een trekt mijn by de mou,
d'Aar klopt mijn strak
Stijf op mijn zak;
Doch, 'k lach met al 't gejou.
W. Schellinks.
|
|