Het tweede deel van de koddige olipodrigo(1654)–Anoniem De koddige olipodrigo– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] Schoonheids straal Wint Vuur, en Staal. Toon: Puis que vivre sans ayme. ZOet Rozelijntjen, op een dag, Ging haar door 't groen verlusten, Daar zy juist Venus Zoontje zag Ten Minnestrijd zich rusten; Kom, zeize, Dwingelandtje vry, Leg af u Boog, en kampt met my. 2.[regelnummer] Kupido, die wel eer 't gewelt Gesmaakt had van haar oogen, Sprak: 'k koom niet tegen u te Velt, Dan met mijn Pijl en Booge: [pagina 56] [p. 56] Een naakt ontwapent Kind en mag Niet tegen zulken blixem slag. 3.[regelnummer] Dan zoje lust in 't kampen hebt Ik zal mijn pijlen breken, Indien g'u tonge niet verrept, Want zy ontzielt met spreken; Indien gy beid' u oogen sluit; Want scherpe schichtjes schiet 'er uit. 4.[regelnummer] Mijn Rozelijn, die lustig waar, Te worst'len met dien Jongen, Sprak welgemoed; zie daar, zie daar, Ik boey een wijl mijn tonge, En sluite beid' mijn oogen dicht, Noch tart ik 't lichte Minne - wicht. 5.[regelnummer] De Min verwacht den aanval niet, Maar tijd geswind aan 't vluchten; [pagina 57] [p. 57] Terwijl hy kans tot vluchten ziet; En roept haar toe met zuchten; Al stelje tong noch oog te werk, U schoonheid is my noch te sterk. Vorige Volgende