ik alleen zo veel gelijk heb als gy altemael: want ik wist dat ik een deel verlekkerde zoet-mondige Amsterdammers tot mijn Dis - genoten had, die met geen Muizekeutels, Driezaad, of Kapittel-stokjes vernoegt en zijn; maar ten minsten Spaanze Confituren van doen hadden om haar appetijt op te wekken. En daar en boven zou ik gaern de Spaanze de loef afgesteken hebben; denk dan hoe ik wroeten moest. Want al schoon ik de hiele gezuikerde Nes, en al de Koek-kramen deur en weêr deur boorde, noch vond ik niet een korreltje dat my aanstont. Maar toen ik eind'lik mijn visimus in 't Kookhuys der Poëten stak, daar vond ik lekkerder Sukade als oit Koek-Eeter proefde; ja trots de beste Marmelade die ooit uit Poortegaal quam. Nou, om je niet langer te doen watertandẽ, hiet hebje 't eind van mijn arbeid. Ey lieve! tast maar toe, 't is alles uit klinkklare gulhertigheid, vlak op zijn Hollands, klein en rein; zoet en goed: zijnde niet bezwaarlik zelf voor de aller - jufferlikste Maagjes. Want ik ken den aart van