Den koddigen opdisser. Deel 1(1678)–Anoniem Koddigen opdisser, Den– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 96] [p. 96] Amsterdamse Watersught. La Jaquemine. EEn Iuffrou wel bekent, t' Amsterdam woonachtig, Verviel in groot ellendt! Want sy wierd waterachtigh: Sy klaagden altyd seer Van ongemack en pyne; Want sy was jongh en teer, 'T was Iuffrou Iaquemine, Liefhebster van 't geweer, 't Geschiede op een nacht, 'T water quam aan 't swellen, Doe ley sy in onmacht; Dies ging sy 't meysje quellen Dat 's nachts ley aan haar sy, En klaagde hare pyne: Och! ick ben in de ly, Sey Iuffrouw Iaquemine; Ick meen sy was niet bly. Ach Iuffrouw! sey de meyt, Wy zijnen hier in vresen; Gevoelt ghy swarigheyt? Hier moet meer volck wesen; Dies ga ick ras op staan, want gy hebt sware pyne; 'K moet na den Docter gaan: En Iuffrouw Iaquemine [pagina 97] [p. 97] En wou dat niet verstaan. De meyt liep na beneen, De moeder quam haast boven En vond haar in gesteen; Doe kon sy eerst gelooven Wat dat'er had gemaakt Dees over groote pijne; Sy vond een kindje naackt: En Iuffrouw Iaquemine Is't water quijt geraackt. Daar was men vol geween, Men ging de Vroemoer halen; Het was, ey loop ras heen Men sal u wel betalen; Maar houd het doch secreet, Van die gy vind in pijne, Op datter niemand weet Van Iuffrou Iaquemine, Want 't is haar Ouders leet. Men bragt de vrou geblint, Op dat sy niet sou weten Wie moeder was van 't kind, Of hoe haar Ouders heeten: Het kind dat wierd besteet; De moer verlost van pijne, Soo dat 't niemand meer weet Van Iuffrou Iaquemine; Want siet het is secreet. Leeft in vrede. Vorige Volgende