Den koddigen opdisser. Deel 1(1678)–Anoniem Koddigen opdisser, Den– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 92] [p. 92] Drinck-liedt. Stemme: Meysje moet ick by u slape. Vat een reys de Roemer an, als een man, 1. HEy za lustigh vroolick wacker Of dat gaatje veur mijn macker, Daar Cousijn dat geltje dan. 2. Siet het wyntje vroolick hipple, Dansend in het klare glas, ey soo ras; 'T schijnt dat Bacchus soete drupp 'le Singe springe op sijn pas. 3. Slaat aan dit gelade boortje Eens u kleyne vinger dra, tot het la. Soo een volle vat behoortje, Daar mee doet mijn soo eens na. 4. Siet mijn suycker soete meysje [pagina 93] [p. 93] Hoe dees Roemer na u helt, 't schijnt sy stelt Haar om mee van u een reysje Van sijn drop te zyn getelt. 5. Eerst een klockje, dan een kusje, Kom mijn beckje weest te vreen, dats'er een; Holla sacht myn soete susje, Dry ten minsten, 't heeft sijn reen. 6. Keeltje doetje deurtje ope, Siet de Fransman komt u by, waar is hy Daar soo haastigh heen geloope? Wel dat lijckt schier Tovery. 7. Hey ick voel hem hier noch wroete; Schencker maackt dit weer wat swaar, kom hou daar; Kusjes sal het weer versoete, Lusjes, kusjes, paar by paar. 8. Daar myn vrund wilt my nu na doen, [pagina 94] [p. 94] Brengt het aan u Buurman voort, soo 't behoort; 'k Bidje wilt u doch wat dra spoen, Stoot de Fransman buyten boort. J. Soet. Niet soeter. Vorige Volgende