Uitvaart Van den Hoogh-Edel-geborenen, Gestrengen Heere Jor. Arent Sloot, Toe Nijerval. Werwalter des Drost-Ampts Vollenhove, ende der Heerlijkheit Cuinre, &c.
DEn Adel volght in rouw by paren
Dien braven Sloot, helaes te vroegh!
Die 't silver van sijn gryse haren
Tot veeler beste in 't moort-jaer droegh.
Dat bleeck wanneer hy quam te stade
Dit oort, daer hy gemachtight zat,
En sloegh de Landt-bestieringh gade,
Tot heyl van Ridderschap en Stadt.
Die schade moet de Slot-Vooght raken.
En nemen wech sijn toeverlaat:
Dees nam sijn Ampt waar, en sijn zaken,
Wanneer hy steef der Staten Raat.
Wie sal voor 't heyligh Recht nu zorgen
En waken, nimmer wakens moe;
Wanneer de Drossaart thans of morgen
Wordt af-gescheept nae Pruyssen toe?
Op hoop, dat een gewenschte Vrede
En eeuwigh-durend trouw-Verbondt
Met den geharrenasten Swede
Mach vloeyen uit sijn Vrede-mont;
Die fors met Bussen en Kartouwen
Bestoken komt de Koren-Schuur,
[pagina 355]
[p. 355]
En hellept Mavors Tempels bouwen
Van Donder, Zwavel, Vlam en Vuur.
Dus klaaght de treurige Gemeente,
En plenght heur tranen op het Lijk,
En volght het vroom en dor Gebeente:
Terwijl de Ziel besit een Rijk
Van smet, noch vlek, noch worm geschonne,
Zo diep in 't al-bezielend licht;
Alwaar dat aller Zonnen Zonne
Straalt met sijn heiligh aengezicht.
Mijn bloet-roô zonden zijn gewassen
Zo wit als Sneeuw, in eene vloet
En stroom der kostelijcke plassen
Uit Jesus-dier-vergote bloet.
De Doodt vall' aan, (ik ben te vrede)
En tref my met sijn bitt're schicht,
Ik sal hem onder d'oogen trede'
Die my van 't aartsche jok verlicht;
Zo spraky hy: 't welk het drie tal Kind'ren
Vertrooste, met sijn Echt-genoot;
En yeders droefheit moet vermind'ren,
Wie uit het Huis des Slooten sproot.
Tervvijl geraakt het Lijk ten Grave;
Om hoogh het Wapen van sijn Stam,
Tot tuige, dat hy uit de brave
En 't Eedel bloet, sijn oorspronk nam;
De Zerk met tranen overgoten;
Mijn Zanggodin haer mont gesloten.
Graf-schrift.
HIer rust des Drossaarts styl, die vier paar jaar bestede
Te zorgen nimmer moe voor Riderschap en Stede',
Hy wiert met d' avont Zon in 't Moort-jaar af-gemeit:
Zyn Ziel omhelst het licht. syn Naam d'onsterflykheit.
[pagina 356]
[p. 356]
Ander.
SLoot, die de vryheit minde, is met het Hemels wonder