Klioos kraam. Deel 2(1657)–Anoniem Klioos kraam– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op de Doodt Van den Heer Geeraardt Vossius, Kanonik der Aartsbisschoplijke Kerke te Kantelberg, Professoor der Historien in de doorluchtige School t' Amsterdam. DE Wijsheit, gaauw in 't onderzoeken, Riedt VOSSIUS, uit al zijn boeken Van alle talen, zonder tal, De schepping van dit groot Heelal Met kunst beknoopt by een te garen, Op 't spoor der Godtgewijde blâren: [pagina 114] [p. 114] Op datmen daar door merkte en zag De wondren van een ieder dach: Hy zou, met welgeslepe zinnen, Dit hemelwerk op aard beginnen: Maer och zijn eindt, zoo dichte by Was nu verloopen als 't gety. Hy sprak van 't allereerste leeven, En och hy moet het zelf begeven. De Doodt, daar nimmer iets af mag Dan zomtijdts een gemaakte lach, Was toen verheught en uitgelaten En lachte en grinnikte op de straten; Gelijk de Nijdt, die 't herte knaaght, Zich in een anders rou behaaght De VOS, heel afgerecht op 't zeggen, De werelt in de wieg zou leggen, Maar och de Doodt, vol loze list, Wierp hem van acht'ren in de kist. Mem hoef geen lijk-trompet te steken, Om zijn geleertheit uit te spreken, Die is bekent by out en jong: En ieder boek verstrekt een tong, Waar door de Faem, by alle talen, Zijn glory eeuwig zal verhalen. R. Anslo. Vorige Volgende