Deez van my verzaamelde ende dus opgedischte geestgerechten, ofze alle in uw oordeel niet ziin zo verwonderliik, dan oft Hooft haar uit ziin onvergeliikeliik brein gebaart hadd; niet zo voll zinn, oft het door de spitszinnige harzenen van Huygens hervoort gebragt was; niet zo zielroovende, verzien van hoogstaateliike vonden, oft Vondel door ziin fenixfeder, in allerhande stiil en stof, tot 's werelds verwondering, die den tiid tot voedzel betrouwde; niet zo geleerd, oft Gabbema ziin zangheldinn van topp tot teen in rouwgewaad bemantelde; niet zo hoogdraavend, oft Vos in het allervermaardste truurspell Aran en Titus om wraak en weerwraak déè woeden, of ziin heldhafte vreedezang zong; niet zo deftig, oft de Decker den kruisberg met hertscheurende gedagten opklaauterde, terwiil hy traanperzende geluiden sloeg; niet zo overaardig, oft Anslo ziin wonderbaare en wereldwiize Sweedsche Pallas, als in triomf, zo treffeliik ten toon stellde: echter ik verzeker my zelven, veele der nu niet van my genoemde