Klioos kraam. Deel 1(1656)–Anoniem Klioos kraam– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 292] [p. 292] Op het lijck van Leander In d' armen der Zeegoddinnen, door Rubens geschildert. In de zaal van den Heer Pieter Six. LEander zwom in zee om Hero te behaagen: Want minnaars moeten waagen. Hy brandt in 't koude nat, ja hy ontvonkt de vloedt, Gelijk de min zijn bloedt. De Tritons, om die vlam, die 't hart van hun godessen Deê blaaken heel te lessen, Die hitsten weêr en windt en water op hem aan. Geweldt is niet t' ontgaan. Al wat afgrijslijk was quam hem gelijk bestormen. De Doodt ging zich vervormen In een verwoede golf. Hy worsteld' met de zee Wie mint ontmoet veel wee. Zijn arm die Hero vaak omhelst hadt, in 't vergaaren, Omhelsde woeste baaren. Hy wenst hier om zijn lief, en was verblijdt om dat Hy haar niet by zich hadt. De Doodt, die hem in schijn van water overrompeld', Heeft hem in 't lest gedompelt. Hier is hy weder van de Nimfen opgevat: Zy schreien 't lichaam nat. Men ziet de leden, daar Natuur meê plag te pronken, Tot tweemaal toe verdronken; Eerst in de zoute zee, nu in een tranevloedt. De wellust is vol roet. [pagina 293] [p. 293] Zoo ziet men, die om land te winnen 't water kiezen, Al 't aardtrijk vaak verliezen. De weêrmin die men met gevaer van 't leeven haalt, Wordt veel te dier betaalt. Nu roept zijn Hero vast: ô zee! ô wee! ô winden! Zoo gy ooit trouw beminde, Zo spaar mijn minnaar toch; dat Venus met haar vlam O zee! uit zeeschuim quam, Is waar: maar zy vertrok met al uw zoetighede', En liet my 't zuur. ô wreede! De schipper, 't schip en vracht bestaan in hem alleen. Gy plaagt 'er drie in een. Als 't holle water rijst begint haar hoop te daalen. De Liefde heeft veel quaalen. Door't barnen van de zee, wort zy zo kout als sneeuw. O Hero gy zijt weeuw! Leander is om hals! hy komt op d' Amstelranden, In 't huis van Six belanden. Deez' toont Apel, gelijk zijn broer Apol, zijn gunst. Men eert zich zelf door kunst. Jan Vos. Vorige Volgende