De kleine Russische taalmeester. Een nood- en hulpboekje voor Hollanders, die zich met deze taal eenigzins willen bekend maken

3. Van den Tijd, Naamen der Maanden, en Dagen, als ook van eenige Feestdagen.

De tijd	Wremja
Heden	Sewodnja
morgen	Savera
gisteren	Wetschera
Voorgisteren	Trehljaewodni
Overmorgen	Postjasavtra
Een Uur	Tschas
Een Oogenblik	Mgnowehnie ohka
De Ochtend	Oehtro
De Middag	Pohlden
De Avond	Wehtscher
De Nacht	Notsch
De Middernacht	Pohlnotsch
De Morgenstond	Rasweth

[p. 11]

De Dag	Denn
De Week	Nedehlae
De Maand	Mehsetz
Het Voorjaar	wesnah
De Zomer	Lehto
De Herfst	Ohsen
De Winter	Simah
Het Jaar	God
De ondergang der zon	Sahehosch denie schlniza
Hoe laat is het?	Kotoroi Tschas?
Het is laat	Otschen posto
Het is één uur	Pervoi Tschas
Januarij	Genwahr
Februarij	Fewrahl
Maart	Mart
April	Aprehl
Mei	Mai
Junij	Jjoehn
Julij	Jjoehl
Augustus	Awgoest
September	Stzentaehbr
October	Oktaehbr
November	Nojahr
December	Dikahbr
Zondag	Woskrehstzennie
Maandag	Penedehlnik
Dingsdag	Wtahrnik
Woensdag	Stzeredah
Donderdag	Tschetwertohk
Vrijdag	Pahnitza
Zaturdag	Stzoebbatta

[p. 12]

Nieuwjaar	Nohwengod
de Vasten	Post
Sakramentsdag	Welihkie tschetwertohk
witte Vrijdag	Strastnaja pahtnitza
Paaschen	Pastzcha, sizweth loewas krestzehnnie
hemelvaartsdag	Wasnoestzeme
Palm Zondag	Werbnoewas krestzennie
Pinkster	Schehstwie swaetohwa doehcha
de Oogst	Schahtwa
Kersmis	roshdestwah christohwa