XII.
Gij zijt dan den jongensleeftijd uitgetreden, en uw kinderspeelgoed ligt achter u. Gij zoudt het niet meer terug verlangen, want de mensch haakt altijd naar het hoogere, dat hij voor zich heeft.
De tijd waarnaar gij zoo verlangd hebt is dáár; den drempel zijt gij overgegaan die u in de maatschappij voert: de wegwijzer wijst u hel levenspad aan.
In uwe verbeelding ligt alle geluk voor u in de toekomst: die toekomst wordt t'hands voor u ontsloten; en toch is het met een half weemoedigen terugblik op uwe kinderjaren dat gij de streken van vroeger verlaat en de wereld intreedt, alsof een voorgevoel u toefluisterde: Zult gij hier alles vinden, zooals uw opgewonden verbeelding het u had voorgespiegeld?
Wij willen uwe rozenroode denkbeelden over wereld en menschen niet ontkleuren: behoud die zoo lang gij kunt - en vaarwel!