Letterkundig Jaarboekske van Jong Dietschland voor 't Jaar O.H. 1901(ca. 1900-1901)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] A.V.V. V.V.K. Vliegt de Blauwvoet, Storm op zee! Men zegt mij dat de wereldvorst Het water palen durfde zetten; Men zegt mij dat de kranke mensch De zeeën onderwierp aan wetten!... Dat hij, verwaand, op 't krakend hout Zijn brooze leven durfde wagen Dat hij den wijden Oceaan Een schattingsgeld bestond te vragen!... En de ongetemde, wilde zij Het menschelijk gezag erkennen?... En kon zij, nooitgeteugeld nog Zoo licht het slavenjuk gewennen?... Een wijle, ja, maar dra verbrak Zij botseklotsend paal en perken, Als wilde zij, de vrije zee, Bespotten 's menschen kinderwerken. Ze ontwaakte en in den ondergrond Ontbond ze haar wilde barenkrachten Om hem den orelog te doen Die haar vermogen dierf verachten: [pagina 25] [p. 25] Het storremde: en 't kloekste schip Dat op haar watervlakten rende, Zij joeg het 't luchtruim in en dolf Het in den afgrond, de ongemende! O fiere Vlamen, lijk de zee Verschaftet gij aan vreemde landen Uw dienstbaarheid, en lijk de vloed Verdroegt ge, een tijd, hun dienaarsbanden. Edoch, wanneer de Romerheld - Uw boeienvracht te dichte knelde, 't Was toen dat Menapierenbijl Het eerst uw mannennaam vermelde, Wanneer dan weer de fransche vorst Den laatsten storrem had vergeten, 't Was toen dat gij in 't Zwetsersbloed Uw Slavenjuk hebt afgesmeten, Het storremde over honderd jaar Omdat zij u een ander leven Bevolen; nu en stormt gij niet, Wanneer zij u den doodsteek geven?!... Verbreekt, verbreekt uw schandig juk En bruist gelijk de waatren bruisten; Of zijt gij ook geen Wikingskind?... De kluister past geen vrije vuisten! ‘Donar.’ Vorige Volgende