Jan Heldengeest als soldaat
(1868)–Anoniem Jan Heldengeest als soldaat– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
[pagina 3]
| |
Wat, arme jongen! moet gij in 't vuur?
't Begin toch valt u al zoo zuur;
Terwijl gij dapper voorwaarts stapt,
Wordt gij reeds op uw hiel getrapt.
| |
[pagina 5]
| |
Wat zal Jan nu te beurt gaan vallen?
Van alle kant hoort hij de kogels knallen;
Zijn ketel is het mikpunt van 't geweld,
Dat wordt U hier ten toon gesteld.
| |
[pagina 6]
| |
Jan had het leven haast verloren:
Daar kwam een man hem 't lijf doorboren;
Maar, o geluk! Wees niet vervaard,
Een kogel werpt hem neer ter aard!
| |
[pagina 7]
| |
Aanschouwt met welk een vuur en moed
Jan hier zijn wraakzucht gelden doet:
Schako en ransel moeten 't lijden,
Wil hij zich van dat volk bevrijden.
| |
[pagina 8]
| |
Een goed soldaat weet niet van wijken;
Den vijand stoutweg aan te kijken,
Te staan, ja, als een muur zoo vast,
Dit is 't, wat aan een krijgsman past.
| |
[pagina 10]
| |
Jan staat op t punt zijn tegenman
Hier met zijn sabel te doorboren;
Hij vraagt niet of hij mag en kan:
Den vijand heeft den slag verloren.
| |
[pagina 12]
| |
Zulk een leven staat hem niet aan;
Druipnat, zooals g' op 't plaatje ziet,
Denkt hij slechts aan naar huis te gaan,
De oorlog toch bevalt hem niet.
|
|