Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 16
(2009)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 177]
| |
Marius van Melle
| |
De komst van Morell Bodlaender en het uitgeversfondsMorell Bodlaender was afkomstig uit het Pruisische Breslau, het tegenwoordige Poolse Wroclaw.Ga naar voetnoot1 Hij studeerde in Berlijn rechten, promoveerde er cum laude en werd vervolgens procuratiehouder bij de tijdschriftenpoot van het grote uitgevershuis Ullstein. Na de Machtübernahme van Hitler verloor hij vanwege zijn joodse achtergrond zijn baan en week hij uit naar Nederland. In 1935 werd hij benoemd tot directeur van Van Ditmar's Boekenimport, dat in 1924 was ontstaan uit het Amsterdamse filiaal van de Rotterdamse Van Ditmar's Courantenimport- en Kioskenonderneming, opgericht door W.N.J. (Willem) van Ditmar (1884-1965).Ga naar voetnoot2 Naast de import van boeken fungeerde de hoofdstedelijke onderneming als grossier van de kranten en tijdschriften die het Rotterdamse van Ditmar-bedrijf importeerde. Om deze reden waren kioskondernemingen als ako en Bruna aanvankelijk medeaandeelhouder, maar dat veranderde toen de economische crisis de bedrijfsresultaten onder druk zette. Een ver familielid van Van Ditmar, H.J.G.M. | |
[pagina 178]
| |
(Henri) van de Pol, nam in 1932 de helft van de aandelen van het Rotterdamse bedrijf over en ook de eigendomsverhouding in het Amsterdamse bedrijf werd paritair verdeeld tussen Van de Pol en Van Ditmar. Van de Pol, oorspronkelijk secretaris van Henri Deterding (founding father van Shell), stichtte een eigen olieproductenbedrijf en verkeerde dankzij zijn huwelijk met een telg uit het redersgeslacht Van Ommeren in kringen van Rotterdamse havenbaronnen.Ga naar voetnoot3 Hij was een krachtige persoonlijkheid, voorzien met een gevulde beurs. Binnen de kortste tijd trok Van de Pol aan de touwtjes bij de beide Van Ditmar-bedrijven. Hij was het die Bodlaender bij het bedrijf binnenhaalde.Ga naar voetnoot4 Om meer armslag te krijgen had Morell Bodlaender bij zijn aanstelling bedongen dat hij mede-eigenaar zou worden. Zijn aandelen moest hij onder Duitse druk drie jaar later echter weer afstaan, toen de Keulse uitgever van vooral kunstboeken DuMont Schauberg met een boycot dreigde als Bodlaender aandeelhouder bleef.Ga naar voetnoot5 Ga naar voetnoot6 Dat zal een extra stimulans zijn geweest om zichzelf te profileren als uitgever, waarmee Bodlaender in 1935 al een begin maakte. Pieter Breughel de Oude als schilder van landschappen door August Vermeylen was in 1935 de eerste uitgave. Via de Antwerpse vestiging werd de Vlaamse markt geëxploiteerd. Dat filiaal kwam bij het bedrijf als onderdeel van de overgenomen boekenimportfirma van Richard Bing.Ga naar voetnoot6 Hierdoor konden als plaats van uitgave trots Amsterdam én Antwerpen vermeld worden.Ga naar voetnoot7 Er werd een bescheiden fonds opgebouwd met een paar nieuwe uitgaven per jaar, meest kunstboeken, vertalingen uit het Frans en Duits, voorzien van een inleiding door een specialist, zoals de Utrechtse kunstpaus Willem Vogelsang. Voor een originele uitgave in 1939 tekende de Belgische kunsthistoricus A.H. Cornette: De Vlaamsche schilderkunst in de XXVIIe eeuw. Een luxueuze uitgave in cassette was Gustav Glücks De landschappen van Peter Paul Rubens. Het verscheen in het voorjaar van 1940, toen ook twee succesvolle plaatwerken met religieuze kunst verschenen: Het gelaat van ChristusGa naar voetnoot8 en Maria moeder Gods.Ga naar voetnoot9 Dergelijke uitgaven hielpen de firma om een betere toegang tot de boek- | |
[pagina 179]
| |
handel te verkrijgen. Voor dat doel was de uitgave van de ‘geluids-teekenfilm in boekvorm’ Mikkie in Afrika minder geschikt. Met dit stripalbum werd Disney's Mickey Mouse in november 1937 geïntroduceerd, maar de boekhandel werd er warm noch koud van. De kurk waarop het bedrijf dreef was de import van Duitstalige boeken, vooral die van naar Wenen uitgeweken uitgevers. De Anschluss in 1938 maakte daaraan een eind en dat leidde direct tot ontslagen. De import van Engelse boeken kon deze klap niet opvangen, omdat de concurrentie daarin te groot was.Ga naar voetnoot10 Al was de omvang van het opgebouwde fonds niet indrukwekkend, de opgedane ervaring met kunstboeken zou van pas komen bij een later project: de productie van kunstboeken voor de internationale markt. | |
Bodlaender tijdens de bezettingIn de meidagen van 1940 trachtte Bodlaender tevergeefs via IJmuiden naar Engeland te ontkomen.Ga naar voetnoot11 Een paar dagen later werd hij ontslagen. Nog voordat Seyss-Inquart zijn laarzen op Nederlandse bodem zette, was hij onder dwang als directeur afgezet en vervangen door de Berlijner Fritz Alfred Bredow.Ga naar voetnoot12 Door de handel in fondsrestanten kon Bodlaender in zijn levensbehoeften voorzien. Althans de eerste jaren van de bezetting kon hij zonder gevaar boekhandels in het land bezoeken. De nazirassenwetten bestempelden hem als ‘gemengd gehuwd’, hetgeen hem beschermde voor deportatie. Tijdens de bezetting werd het gevoel van verstikking door lectuur soms verzacht: lezen gaf lucht en bovendien had de avondklok een leesbevorderend effect. Nooit eerder was de toeloop naar de boekhandel zo groot. Terwijl andere winkels steeds leger werden, waren de boekhandels nog ruim voorzien, niet zozeer met nieuwe boeken, want die verschenen door papierschaarste en censuur weinig, maar vooral met uitgeversrestanten.Ga naar voetnoot13 Veel boeken waren verboden of in beslag genomen, maar er bleef genoeg over. Boekverkopers speelden in op de omstandigheid dat veel cadeauartikelen niet meer te krijgen waren. Door de enorme leeshonger zal het Bodlaender weinig moeite gekost hebben om de meer dan 30.000 boeken te verkopen die | |
[pagina 180]
| |
hij van W.L. en J. Brusse's Uitgeversmaatschappij overnam. Dat sommige van die boeken al dertig jaar oud waren, was kennelijk geen probleem.Ga naar voetnoot14 Tussen de bedrijven door stelde hij een tweedelig boek samen over staat en maatschappij, Politeia. Het eerste deel verscheen in 1943 bij Elsevier. ‘Daar ik bij de Nationaal-Socialisten als staatsvijand werd aangemerkt’, schreef Bodlaender aan de uitgever in 1956, ‘mocht mijn naam niet in de verschijning komen en derhalve werd bij de eerste oplage, die nog in de bezettingstijd is gedrukt, gezegd: Ingeleid door en samengesteld door Dr. J.D. Bierens de Haan.’ Het tweede deel verscheen in 1947.Ga naar voetnoot15 | |
Bing tijdens de bezettingNet zoals zijn voormalige directeur voorzag de eveneens door Bredow ontslagen Richard Bing in zijn levensonderhoud door in uitgeversrestanten te handelen, die hij onder andere betrok van Elsevier. Door zijn werk als vertegenwoordiger van Van Ditmar kende hij de boekhandels die het risico aandurfden om onder de toonbank verboden boeken te verkopen. Hij kon die leveren. Hij verkocht ook Duitse boeken aan Wehrmachtbibliotheken, zoals die op vliegveld Soesterberg. Daarbij droeg hij een officiersuniform. Als geboren Oostenrijker maakte hij zich er in zijn woonplaats Hilversum niet geliefder door. In werkelijkheid was hij betrokken bij het verzet en verschafte zijn imago als officier hem speelruimte om daarin een rol te vervullen. Sommige niet leverbare Duitse boeken liet hij illegaal herdrukken door Albert Schlösser in Blaricum. In 1943 drukte deze van oorsprong Duitse drukker voor hem een illegale uitgave van Steppenwolf door Hermann Hesse (vertaling Maurits Dekker). Via Schlösser, die ook valse persoonsbewijzen drukte, kwam Bing in contact met de Landelijke Organisatie van hulp aan onderduikers. Zijn woonhuisGa naar voetnoot16 werd zo betrouwbaar geacht dat er op 8 augustus 1944 een vergadering van de top van deze verzetsorganisatie werd belegd. Door verraad van koerierster ‘Edith’ (Miep Oranje) is dat een drama geworden. Zijn joodse onderduikers wisten te ontkomen, maar verschillende verzetsmensen werden gearresteerd, Bing zelf ook. Op Dolle Dinsdag (5 september 1944) werd hij met andere gevangenen in Vught gefusilleerd, toen de Duitsers het kamp daar in paniek ontmantelden bij de nadering van de geallieerde legers. ‘Hij gaf zijn leven om zijn medemenschen te helpen’, schreef zijn weduwe na de bevrijding in de rouwadvertentie.Ga naar voetnoot17 | |
[pagina 181]
| |
Hein Kohn tijdens de bezettingEen vriend van Bing, Hein Kohn, zou na de oorlog de uitgeverij van Van Ditmar opnieuw op poten zetten. Hij wist in 1941 door zijn connecties met het vooroorlogse Van Ditmar-bedrijf door het oog van de naald te kruipen. De Duitse Ortskommandant van Hilversum, Hauptmann Wilhelm Müseler, diende zich aan om zijn huis te inspecteren voor inbeslagname. Met tegenwoordigheid van geest informeerde Kohn of hij niet de beroemde kunsthistoricus was wiens boek Europäische Kunstgeschichte door zijn bemiddeling een Nederlandse editie had gekregen, uitgegeven door Van Ditmar's Boekenimport. Verrast werd dit beaamd en na wat loftuitingen over dit boek besloot de Ortskommandant een ander huis te vorderen. Bij inspectie had het er somber uitgezien voor Kohn, omdat zijn huis was volgestouwd met verboden boeken. Figuur 1: Advertentie in Het nieuwsblad voor den boekhandel 107 (1940) 23 (5 juni), 350
Hein[z] Kohn (1907-1977) was een linkse boekhandelaar en uitgever uit Hamburg, die direct na Hitlers Machtübernahme in 1933 naar Nederland vluchtte. Hij begon toen een boekenclub met eigen uitgaven (vooral van geëmigreerde Duitse auteurs), die vooral door werklozen werden gecolporteerd. Hij mocht namelijk als ‘niet erkend uitgever’ niet aan de boekhandels leveren. Boekenvrienden Solidariteit heette de club aanvankelijk, vanaf 1936 Het Nederlandsch Boekengilde.Ga naar voetnoot18 Hij voegde er in 1935, samen met | |
[pagina 182]
| |
Richard Bing, een verzendboekhandel en (modern) antiquariaat aan toe: De Boekenvriend. Deze nevenactiviteit kon Bings werkgever overigens maar matig waarderen; de ‘kwestie-Bing’ kwam tijdens commissarissenvergaderingen in 1938 herhaaldelijk aan de orde. De kwestie werd uiteindelijk in der minne geschikt: Bing leverde voortaan onder gunstiger condities aan Van Ditmar's Boekenimport dan aan anderen. Figuur 2: Bewijs van aandeel van de nv i.p.c., 1949
Door een administratieve fout was Kohn bij de gemeentesecretarie als ‘arisch’ ingeschreven.Ga naar voetnoot19 Dat gaf hem aan het begin van de oorlog enige speelruimte, totdat zijn vrouw op het matje werd geroepen bij de Kultuurkamer, samen met uitgever Geert Breughel op wiens naam hij veiligheidshalve de verzendboekhandel had gezet. Kohn herinnerde zich later: ‘Door het hoofd van het Letterengilde, de dichter Mien Proost,Ga naar voetnoot20 werd meegedeeld dat het bedrijf onmiddellijk moest worden gesloten, daar wij geen lid waren van de Kultuurkamer, en dat terwijl “een jood niet eens stoker mocht zijn van een cultureel bedrijf”! (...) Ik ben een paar maal gearresteerd en kwam in het kamp Havelte terecht, waar ik na drie weken ontvlucht ben. Ik dook onder, eerst in ons eigen huis, in een zo goede schuilplaats, dat ze me bij huiszoeking niet vonden. Daarna zat ik meestal in 's-Graveland.’Ga naar voetnoot21 | |
[pagina 183]
| |
Het beheer van Verwalter BredowMet de vennootschap Van Ditmar's Boekenimport, waarbij Bodlaender en Bing heel direct en Kohn zijdelings betrokken waren geweest, ging het althans financieel tot de hongerwinter uitstekend.Ga naar voetnoot22 Veel geld werd bijvoorbeeld verdiend aan de verspreiding van het Wehrmachtblad Signaal, uitgegeven door Deutscher Verlag, de nieuwe naam van het gelijkgeschakelde Ullstein-concern. Het was geënt op het Amerikaanse Life en viel door de geavanceerde kleurenfotografie op temidden van het grauwe tijdschriftenaanbod. Het blad moest het Duitse leger verheerlijken, maar tijdens de Russische veldtocht viel tussen de regels te lezen dat de oorlogskansen gekeerd waren. De oplage van deze Nederlandse editie steeg toen met 70%.Ga naar voetnoot23 De uitgave van pure propagandabrochures was al snel gestaakt omdat de uitgever ze aan de straatstenen niet kwijt kon, maar verhulde propaganda verkocht wel, zoals de Jan Stavast-reeks, waarin 54 deeltjes verschenen. Ze waren bedoeld ‘om de grote waarde van het Nationaal-Socialisme bij de jeugd ingang te doen vinden’, zoals de initiatiefnemer van de reeks Arnold Meyer Schwencke het omschreef toen hij bij bevoegde instanties in Den Haag om subsidie kwam bedelen.Ga naar voetnoot24 De vertaalde Duitse streekromans, passend in de Blut und Boden-ideologie, verkochten goed. Het Antwerpse filiaal floreerde in de eerste oorlogsjaren eveneens. Door de leeshonger in Nederland was de import van Nederlandse boekenfondsen in België zo goed als stil komen te liggen. De Nederlandse uitgeverijen, die in toenemende mate te kampen hadden met papierschaarste, konden namelijk in eigen land nauwelijks aan de vraag voldoen.Ga naar voetnoot25 Het gevolg was dat het Antwerpse filiaal in licentie boeken begon te publiceren van uitgeverijen die het in België vertegenwoordigde. Daarbij werd de indruk gewekt dat het om coproducties ging. Zo verschenen met het Van Ditmar-imprint vijf boeken van Felix Timmermans (uit het fonds van P.N. van Kampen) en zeven boeken van A. Roothaert (zes uit het fonds van A.W. Bruna en één uit dat van Salm, namelijk de bestseller Doctor Vlimmen). Onder de naam Van Ditmar's Boekenkeur verschenen drie titels van Contact. Ook van L.J. Veen, Becht, Uitgeversmaatschappij Holland en De Gulden Ster werden titels uitgebracht, van de laatste uitgever zelfs zes boeken geschreven door de Amerikaanse avonturier John Knittel. Daarnaast verschenen drie boeken in coproductie met de Brusselse uitgeverij De Lage Landen. Ook een enkel boek van de ‘bruine’ uitgeverij De Amsterdamsche Keurkamer kreeg het imprint van Van Ditmar-Antwerpen. Voor een Vlaamse editie van Hitlers Mijn Kamp was dat niet nodig, want de papiertoewijzing voor deze pil was ongelimiteerd.Ga naar voetnoot26 | |
[pagina 184]
| |
Om de omzet nog meer omhoog te stuwen ging directeur Fritz Alfred Bredow ertoe over om boekhandels te exploiteren. De eerste werd in 1941 in Den Haag gevestigd op Spuistraat 19 onder de naam Het Moderne Boekhuis. De leiding werd toevertrouwd aan Friedrich Meyer, een sinds lang in Nederland wonende Duitser. Hij was de eerste directeur van Van Ditmar's Boekenimport en had zich tot de ‘nieuwe orde’ bekeerd. Het Moderne Boekhuis werd opgericht ‘daar er in Den Haag geen enkele goede Nationaal-Socialistische boekhandel aanwezig was’, schreef Bredow in 1943.Ga naar voetnoot27 Later werd er ook in Leiden een boekhandel geopend, vermoedelijk om de Duitse soldaten van vliegveld Valkenburg van dienst te kunnen zijn. De leiding van deze zaak kreeg Bruno Alfred (Fred) Reichel, die al zo'n twintig jaar in Nederland woonde en die sinds 1932 chef van de Duitse boekenafdeling was. Hoewel hij niet lang voor de oorlog genaturaliseerd werd, had ook hij de nieuwe orde omarmd, zij het niet fanatiek. Hij was meer het type van meeloper en bijvoorbeeld niet te beroerd om twee collega's te helpen ontsnappen uit een kazerne, waarin ze na een razzia waren opgesloten om te werk gesteld te worden in Duitsland.Ga naar voetnoot28 De Leidse boekhandel, Het Stadhuis, was gevestigd op de Breestraat 123. Na de bevrijding werd deze zaak direct gesloten.Ga naar voetnoot29 De inventaris leverde nog f 15.000 op, leert het accountantsverslag. | |
Naoorlogs herstelOp maandag 7 mei 1945 verscheen in Amsterdam het eerste legale nummer van het Het parool, opgemaakt in de burelen waar tot voor kort de redactie van Die deutsche Zeitung in den Niederlanden had gezeteld. De krant was met een handpers gedrukt, want stroom was er niet.Ga naar voetnoot30 Het gehele land was bevrijd en de wederopbouw begon. Door papierschaarste kwam de nieuwsvoorziening van de vrije pers moeizaam tot stand. Wat beeldmateriaal betreft voorzag het geallieerde opperbevel in een leemte door het tweewekelijkse tijdschrift Kijk, uitgegeven door het Psychological Warfare Department van het Supreme Headquarter of the Allied Expedition Forces. Dit Amerikaanse product was afgekeken van het Duitse tijdschrift Signal. Uit de Britse koker kwam het blad Big Ben, uitgegeven door His Majesty's Stationary Office. De distributie van beide bladen werd na mei 1945 toevertrouwd aan Meulenhoff & Co, dat daarmee een snelle naoorlogse start kon maken. Meulenhoff kreeg ook de alleendistri- | |
[pagina 185]
| |
butie van de uitgaven van het Militair Gezag. Dat was erg winstgevend en zorgde ervoor dat er een uitstekende relatie met de handel werd opgebouwd.Ga naar voetnoot31 Meulenhoff had van Van Ditmar's Courantenimport- en Kioskenonderneming geen concurrentie te duchten, want het (nood)bestuur van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels besloot de erkenning van dit bedrijf ‘wegens onwaardig gedrag tijdens de bezetting’ op te schorten.Ga naar voetnoot32 Dit lot was ook Van Ditmar's Boekenimport beschoren. De activiteiten van dit bedrijf kwamen nu zo goed als stil te liggen, omdat een importvergunning niet gegeven werd. Wegens het nijpende tekort aan deviezen legde de overheid de import aan banden en kreeg een niet gezuiverde onderneming geen deviezen toegewezen. Het Militair Gezag (sectie Rechtsherstel) had inmiddels alle overeenkomsten met de naar Duitsland vertrokken Bredow ongeldig verklaard en toestemming gegeven voor het houden van een algemene aandeelhoudersvergadering, waarin Bodlaender in zijn rechten werd hersteld. Op aandringen van de Zuiveringscommissie van de Vereeniging werden vervolgens de beide Van Ditmar-bedrijven gereorganiseerd. Om de breuk met het bezoedelde verleden tot uitdrukking te brengen, werd de naam van het Amsterdamse bedrijf nu nv Nederlandsche Boekenimport- en Uitgeversmaatschappij v/h [voorheen] Van Ditmar. Bodlaender had hierin de meerderheid van de aandelen (55%), de rest was van het Rotterdamse bedrijf, waarvan de aandelen in handen waren van Henri van de Pol en Willem van Ditmar. Het Rotterdamse bedrijf was tijdens de oorlog omgezet in een vennootschap onder firma om een vijandige overname te voorkomen en ging nu Rotterdamsche Courantenimport- en Kioskenonderneming v/h Van Ditmar heten. Op 18 december 1945 werd de schorsing van beide bedrijven ongedaan gemaakt.Ga naar voetnoot33 Het was aan Bodlaender te danken dat beide bedrijven een naoorlogse doorstart konden maken. Veel krediet kreeg hij daarvoor niet van Van de Pol. Teleurgesteld zou hij aan deze in 1952 schrijven: Toen in 1945 de vraag rees of ik bij Van Ditmar terug zou gaan, wist ik uiteraard uit de vooroorlogse tijd, dat Amsterdam nooit een schitterende zaak was. De oude basis van Amsterdam, het Duits, was weggevallen en het was absoluut twijfelachtig of men wat uit Amsterdam kon maken. Ik heb toen ronduit verklaard, dat ik de firma Van Ditmar als geheel wel interessant vond. De belofte werd toen gedaan, dat als ik de zaak goed behandelde en vooral een en ander met de Vereeniging in orde maakte, ik de positie van Directeur van Rotterdam zou krijgen. Nu wil ik heus niet meer op alles ingaan, wat daarna geweest is, maar slechts constateren, dat hiervan niets gekomen is.Ga naar voetnoot34 | |
[pagina 186]
| |
Voor W.N.J. van Ditmar had de schorsing van de beide bedrijven ingrijpende gevolgen. Omdat hij in de Eerste Wereldoorlog voor de Engelsen had gespioneerd, zag hij zijn toekomst in bezet Nederland duister in.Ga naar voetnoot35 Hij voorzag een Duitse inval en ontvluchtte Nederland in februari 1940. Met zijn gezin belandde hij via Lissabon in Argentinië. In de zomer van 1945 bleef hij, op weg naar Nederland, steken in Zwitserland, omdat hij geen visum kreeg. Geheel ten onrechte werd zijn politieke gezindheid in twijfel getrokken, terwijl hij zijn anti-nazistische houding nooit onder stoelen of banken had gestoken.Ga naar voetnoot36 Na een paar maanden van opwinding over de formele opstelling van de Nederlandse overheid én over Van de Pol, die eiste dat hij meer geld in de zaak stak, keerde Van Ditmar verbitterd terug naar Argentinië. Zijn huis in Wassenaar was weggebombardeerd, zijn in Rotterdam opgeslagen schilderijenverzameling ging op 14 mei 1940 verloren. Er was weinig meer dat hem aan Nederland bond. De keuze voor Argentinië was ingegeven door familierelaties, hij had er een zwager wonen. Bovendien had hij een gunstige indruk van Zuid-Amerika gekregen toen hij er in 1936 in opdracht van de regering als lid van een handelsdelegatie rondreisdeGa naar voetnoot37 en hij had in centraal Argentinië een landgoed gekocht. Zijn ondernemingszin liet hem er niet in de steek. Zo leidde de aanleg van een waterleiding naar het 250 jaar oude landhuis ertoe dat hij een handel in leidingbuizen en pompen begon. Hij hield dieren en liet vakantiehuisjes neerzetten bij een meertje op het terrein. Hij wist er een bestaan op te bouwen, hoewel het zakelijk gezien maar matig voor de wind ging. In 1965 overleed hij er, na jarenlange geestelijke aftakeling, op 81-jarige leeftijd. Zijn echtgenote, jonkvrouwe Friedel von Potowsky, zou hem meer dan 40 jaar overleven.Ga naar voetnoot38 De betrokkenheid van Van Ditmar bij ‘zijn’ bedrijven eindigde dus definitief in 1945, al bleef hij nog tot 1951 aandeelhouder. | |
Bodlaender en de wederopbouw: pocketsEnergiek zette Bodlaender in het najaar van 1945 alles in het werk om het bedrijf weer van de grond te tillen. Dat was niet meer gevestigd op Singel 95, een statig pand waarin ooit volksschrijver en sigarenfabrikant Justus van Maurik (1846-1904) had gewoond, maar aan de overkant van de gracht op Singel 90. De Duitse zetbaas Bredow had het bedrijf in 1941 | |
[pagina 187]
| |
verplaatst naar dit voormalige kantoor van reukwaterfabriek Boldoot.Ga naar voetnoot39 Vier door Bredow ontslagen joodse medewerkers bleken in vernietigingskampen omgebracht, Richard Bing was gefusilleerd. Er waren door de oorlog dus schrijnende leemten ontstaan. De nog aanwezige voorraden gingen als oud papier de deur uit, waarna een poging kon worden gedaan om met een schone lei te beginnen. Atze van der Hoek werd aangesteld als hoofd van de importafdeling; zijn voormalige chef Fred Reichel mocht in dienst blijven, al zou hij nooit meer een belangrijke functie in het bedrijf krijgen toebedeeld. Als ‘Oom Fred van Van Ditmar’ zou hij later fietsvlaggetjes en speldjes toekennen aan trouwe lezertjes van de Akim-strips die het bedrijf in de jaren vijftig en begin jaren zestig op de markt bracht. Hij bleef tot zijn overlijden in 1967 op 75-jarige leeftijd werkzaam bij het bedrijf. Wegens zijn oorlogsverleden was zijn naturalisatie ongedaan gemaakt, waardoor hij geen recht had op aow. Ook een pensioen zat er voor hem niet in.Ga naar voetnoot40 Het opstarten van de importafdeling werd bemoeilijkt door de deviezenschaarste. Import werd er van regeringswege door gelimiteerd. Bovendien moest Bodlaender het bedrijf zien te zuiveren van de slechte naam die het bij uitgevers had gekregen. Dat was hem overigens wel toevertrouwd en op hem persoonlijk rustte geen enkele blaam. Het eerste contract zorgde meteen voor een doorbraak. In de herfst van 1945 werd door Bodlaender bij contract overeengekomen dat zijn bedrijf Pocket Books Inc, de eerste Amerikaanse uitgever van een grote en veelzijdige paperbackreeks, exclusief in Nederland zou vertegenwoordigen.Ga naar voetnoot41 De handzame goedkope boeken, met slappe kaft en met gelijmde rug (‘gebrocheerd’ of ‘gelumbeckt’), waren een betrekkelijk nieuw verschijnsel. Het zakformaat was allesbehalve nieuw, zakbijbeltjes gingen al eeuwen over de toonbank. Nieuw was dat ze niet gebonden waren en als tijdschrift gedistribueerd werden, dus met recht van retour. Sinds Allen Lane in juli 1935 de eerste Penguins op deze wijze op de markt bracht, werd dit voorbeeld grootscheeps nagevolgd.Ga naar voetnoot42 Aanvankelijke reserves tegen deze in alle opzichten goedkoop uitgegeven boeken verminderden toen paperbacks een uitkomst bleken te zijn voor de geallieerde soldaten. Ook de traditionele boekhandel in Nederland ging overstag, omdat de schappen leeg waren en er door papierschaarste nog weinig nieuw werk kon verschijnen. Boeken-importeur Van Ditmar kon de vraag naar Pocket Books nauwelijks aan.Ga naar voetnoot43 Het was zo'n succes dat men in Nederland aan paperbacks de naam pockets gaf. Daarna volgden andere series, zoals Pan, Popular Library en Avon.Ga naar voetnoot44 | |
[pagina 188]
| |
Kohn en het nieuwe fondsNaast de activiteiten op importgebied werden ook die op uitgeefgebied weer op poten gezet. Hein Kohn werd aangetrokken als uitgever en met zijn expertise zou in een paar jaar een imposant fonds worden opgebouwd. In het Nieuwsblad voor den boekhandel werd in een paginagrote advertentie aan de vakgenoten uiteengezet wat men voor ogen stond: Het is ons streven, waarlijk representatieve boeken van vooraanstaande Europeesche schrijvers het licht te doen zien. Als importeurs hebben wij het steeds als onze taak beschouwd, als bemiddelaars op te treden tusschen de geestelijke stromingen in het buitenland en het Nederlandsche publiek. Figuur 3: Aanbiedingsfolder, circa 1947, Universiteitsbibliotheek Amsterdam (UvA), Bijzondere Collecties, ppa 92-9
| |
[pagina 189]
| |
Nog in december 1946 verscheen een brochure van de éminence grise van links Nederland, Henriëtte Roland Holst, Van de schaduw naar het licht. Kan Nederland de slag om herstel winnen? Daarna verscheen werk van Stefan Zweig en Heinrich Mann, die Kohn nog uit het vooroorlogse emigrantenmilieu kende, verschillende boeken van de Zwitserse schrijfster Lisa Tetzner en de eerste bestseller, de spannende belevenissen van oorlogscorrespondente Eve Curie, Mijn wereldreis in oorlogstijd. Dit omvangrijke boek (585 pagina's) zou vier drukken beleven. H. Wielek, pseudoniem voor Wilhelm Kweksilber, die net als Kohn in 1933 Hitler-Duitsland was ontvlucht, stelde onder de titel De stem van Europa een bundel van verzetsgedichten samen, waarvoor Anton van Duinkerken de inleiding schreef (1947). Ook werd geprobeerd om Scandinavische literatuur onder de aandacht te brengen. Door de associatie met streekromans was de Scandinavische literatuur in diskrediet geraakt: de nazistische voorliefde stelde dit genre in een kwaad daglicht.Ga naar voetnoot46 Een groot succes werden boeken van onbekende auteurs als de Fin Yrjö Kokko en de Zweed Gunnar Widegren niet, maar de oude klassieker van de Noorse Nobelprijswinnaar Björnstjerne Björnson, Een liefde, beleefde daarentegen vier drukken.Ga naar voetnoot47 Een langloper was het boekje van Ab Goubitz, bekend van de ochtendgymnastiek voor de radio, Gymnastiek voor iedereen. Staat U klaar!? Deze uitgaaf uit 1948 zou in 1950 en nog eens in 1964 herdrukt worden. De autobiografie van Henriëtte Roland Holst, Het vuur brandde voort (1949) beleefde binnen het jaar drie drukken.Ga naar voetnoot48 De bestverkochte uitgave werd Goden, graven en geleerden van C.W. Ceram, pseudoniem van Kurt W. Marek, een corrector van de Rowohlt Verlag en een vriend van Kohn. Dit in 1950 verschenen boek was een spannend geschreven relaas van archeologische ontdekkingen. Er zouden in tien jaar bijna 20.000 exemplaren van dit dure boek verkocht worden en daarna nog ruim 13.000 van een goedkope editie (9e druk).Ga naar voetnoot49 Een ander populairwetenschappelijk werk, gelijktijdig aangeboden aan de boekhandel als het boek van Ceram, De weg der beschaving door de Deen Kaj Birket-Smith, kon aan dit succes niet tippen, maar werd wel wegens de verzorging door Huib van Krimpen bekroond door de cpnb. Ook andere ontwerpers van naam als Otto Treumann en Albert Hahn jr. werden aangezocht om de boekverzorging ter hand te nemen. In korte tijd was een weliswaar indrukwekkend, maar ook een niet bepaald eenduidig fonds opgebouwd. | |
[pagina 190]
| |
De internationale marktDe ambitie reikte nog verder: v/h Van Ditmar ging de internationale markt op met een boek dat politiek gevoelig lag: een fotoboek over de desastreuze gevolgen van de oorlog voor kunstschatten op architectonisch en picturaal gebied, waarbij ook uitgebreid het door de geallieerden verwoeste Duitse en Franse stedenschoon in beeld werd gebracht. L'Europe blessée. Inventaire photographique des monuments détruits werd samengesteld door Henri la Farge en van een voorwoord voorzien door J.A. Goris, beter bekend als romancier onder zijn pseudoniem Marnix Gijsen. Het was een coproductie met Pantheon Books Inc., New York en de Van Ditmar-uitgave was bestemd voor de Europese markt. Van dit in financieel opzicht mislukte project werd geleerd. Daarna werd besloten een nieuwe uitgave voor de internationale markt te maken, een waarvan het onderwerp wél goed in de markt lag en waarvan de afzet verzekerd kon worden door contracten met buitenlandse uitgeverijen. Die zouden het boek ook onder eigen imprint uitgeven. Dit boek over Rembrandt (het zou nu koffietafelboek worden genoemd) werd een kostbaar project,Ga naar voetnoot50 waarvoor een investering vereist was die het bedrijf niet kon dragen. Bodlaender nam daarom J.C.G. (Jan) de Slegte in de arm voor een coproductie. Deze handelaar in fondsrestanten werd door de georganiseerde boekenwereld met de nek aangekeken, maar scrupules om met hem samen te werken had Bodlaender niet.Ga naar voetnoot51 Denkbaar is dat De Slegte tijdens de oorlog Bodlaender zakelijk of financieel had geholpen. Als niet erkende uitgever kon De Slegte echter moeilijk zijn naam verbinden aan deze uitgave. Om dit probleem te omzeilen opereerde hij nu onder de vlag van een al in 1935 gestopte uitgeverij, Vennootschap Letteren & Kunst geheten, waarvan hij vermoedelijk de rechten had verworven.Ga naar voetnoot52 Dit boek over Rembrandt was een daverend succes. Er werden 30.000 exemplaren van verkocht en het werd geëxporteerd naar Engeland, Amerika, Zweden, Zwitserland, België en Frankrijk.Ga naar voetnoot53 In Nederland gingen er 5000 exemplaren over de toonbank. Door de grote oplage kon de prijs voor het rijk geïllustreerde werk bescheiden worden gehouden, hetgeen de verkoop ten goede kwam. ‘Apolloreeks i’ stond er op het schutblad, wat aangeeft dat men aan de opzet van een serie dacht. | |
[pagina 191]
| |
Figuur 4: Vooromslag van Jacques Lassaigne, Eugène Delacroix (Amsterdam 1949) uit de reeks De grote schilders
| |
IPCToen het idee aansloeg werd in de zomer van 1947 echter voor een andere opzet gekozen: de stichting van wat de Intercontinental Publishing Company (ipc) ging heten.Ga naar voetnoot54 De voorbereiding ervan kostte nog ruim een half jaar, maar februari 1948 waren die zover gevorderd, dat het initiatief aan vakgenoten kond werd gedaan. Het doel was het in Nederland produceren van ‘geïllustreerde werken, voornamelijk op het gebied van kunst, met teksten in verschillende talen, (...) en deze overal in de wereld in samenwerking met buitenlandse uitgevers op de markt te brengen.’Ga naar voetnoot55 | |
[pagina 192]
| |
Bodlaender vond de Zweedse uitgever Arne Sohlman bereid om mee te werken aan de productie van kunstboeken in grote oplagen - van 25 tot 30.000 exemplaren - voor de internationale markt, om daarmee ook goedkope edities in eigen land mogelijk te maken. De eerste die toehapte was Harper & Brothers te New York, later volgden er nog contracten met de Londense uitgevers George G. Harrap & Co en Longmans Green & Co. Nog later zouden de Madrileense uitgever Aquilar, de Parijse uitgever Flammarion en kleinere collega's uit Zwitserland en Italië van de partij zijn. Ze kregen de boeken voor de kostprijs plus 10%, gedeeltelijk vooruit te betalen. Bij elkaar was er voor anderhalf miljoen gulden aan orders binnengehaald. Bodlaender legde de contacten en al het werk werd in Amsterdam verricht. Een gelukkige greep was het aantrekken als uitgever van kunsthistoricus Louis Gans.Ga naar voetnoot56 Hij verdiende zijn sporen voor de oorlog bij Uitgeverij Becht met het opzetten van de Palet-serie.Ga naar voetnoot57 Als vormgever werd Huib van Krimpen (1917-2002) aangetrokken, die het vak geleerd had van zijn vader Jan van Krimpen.Ga naar voetnoot58 Volgens Chris de Ruig, die als assistent van redactrice Suzan Abels was aangesteld, was Huib van Krimpen ‘een technisch goede typograaf, een gedegen vakman met grote eruditie, maar niet zo origineel als Otto Treumann’. De laatste was door Kohn in de arm genomen om menig literair boek te verzorgen. Op de redactie werkte ook Lucas Bunge (1929), die later uitgeverij Oosthoek zou leiden en vervolgens een medisch-wetenschappelijke uitgeverij begon. Productieleider werd B.L. Poelstra, die een allesbehalve frisse rol speelde in de oorlog, maar wiens drukkersachtergrond van pas kwam.Ga naar voetnoot59 Op 28 december 1948 werden de statuten van de ipc bij de notaris verleden, maar toen waren de eerste uitgaven al verschenen. Begonnen werd met de series Meesterwerken der schilderkunst en Vorm en kleur, later aangevuld met de series De grote schilders (‘Van Ditmar's kunstbibliotheek’) en De schilder en zijn thema. Wat men beoogde met deze uitgaven blijkt uit de flaptekst van deel zes tot tien van de serie Meesterwerken der schilderkunst: Van Ditmar's Kunstbibliotheek wil niet zozeer een willekeurige keuze bevatten van populaire en overbekende meesterwerken, als wel een organisch geheel vormen van monografieën over het werk van kunstenaars die de ‘erflaters’ zijn van onze westerse beschaving. (...) Getrouwheid in de reproductie, met kleuren die het origineel zo dicht mogelijk nabij komen; voortreffelijke druk en zorgvuldige typografie; belangwekkende beschrijvingen door gezaghebbende geleerden; al deze eigenschappen maken Van Ditmar's Kunstbibliotheek tot een bezit van blijvende waarde voor ieder, die belang stelt in de schone kunsten. | |
[pagina 193]
| |
In de opzet van het ambitieuze project hield men echter te weinig rekening met de financiering. Het meeste geld kwam pas binnen nadat de boeken bij de gecontracteerde uitgevers waren afgeleverd. In maart 1949 werd daarom een krediet verkregen bij de Nederlandsche Handel-Maatschappij van f 50.000, waarvoor de Nederlandsche Boeken-import- en Uitgeversmaatschappij v/h Van Ditmar borg stond. Maar dat bleek niet voldoende. Er werden in de zomer van 1949 voor f 25.000 nieuwe aandelen uitgegeven. Jan de Slegte verwierf deze en hij werd daarvoor beloond met een commissariaat. Zijn interesse in het bedrijf toonde hij ook door regelmatig langs te komen op het Singel. De toen 19-jarige Chris de Ruig herinnert zich dat De Slegte hem vroeg: ‘Hoe loap de preduksie?’ En dat hij daar van opgekeken had, niet alleen omdat hem dat als jongste bediende gevraagd werd, maar ook omdat de commissaris al slissend plat bleek te praten. De andere commissaris, Sohlman, toonde minder belangstelling en had tot ergernis van Bodlaender nog maar de helft van zijn deel in het aandelenkapitaal gestort. Mr. Abel Herzberg, auteur en advocaat van de firma, werd naderhand nog ingeschakeld om Sohlman te dwingen over de brug te komen. De Slegte toonde zich toeschietelijker en leende in januari 1950 f 50.000. Het bedrag bleek ontoereikend voor de financiering van een nieuwe op stapel gezette uitgave: een kostuumgeschiedenis onder de redactie van James Laver, conservator van het Victoria & Albert Museum te Londen. Het moest een standaardwerk in zes delen worden. De hoofdstukken - monografieën van verschillende auteurs - zouden ook afzonderlijk worden uitgegeven. Om dat te financieren was drie ton nodig. Hiertoe werd bij de Maatschappij tot Financiering van het Nationaal Herstel (de ‘Herstelbank’) een krediet van een kwart miljoen gulden aangevraagd; de rest zou gefinancierd moeten worden met nieuwe aandelen. Binder H. van Rijmenam was bereid geld in de zaak te steken. Maar toen het bankkrediet in augustus 1950 geweigerd werd, begon het er voor de ipc somber uit te zien. Tot overmaat van ramp brak de Koreaanse oorlog uit, die negatieve invloed had op de productiekosten - zo stegen de papierprijzen - en op het koopgedrag van het publiek. Ook niet bevorderlijk voor de afzet was de matige kwaliteit van het drukwerk. Door de oorlog was de ontwikkeling van de grafische industrie in Nederland gestuit. Zwitserse drukkerijen bijvoorbeeld waren wél gemoderniseerd en daardoor beter geëquipeerd voor kunstreproducties, maar zij vroegen een prijs die de ipc niet kon betalen. Nederlands drukwerk kon niet voldoen aan de internationale kwaliteistnorm. Het kwam voor dat Amerikaanse afnemers een oplage weigerden omdat kleuren niet registerden. Hierdoor kwamen calculaties op losse schroeven te staan.Ga naar voetnoot60 Vanwege deze tegenslagen moest Bodlaender wel ingrijpen en tot bezuinigingsmaatregelen overgaan. Er vielen ontslagen, onder wie Poelstra en Bunge, en salarissen werden verlaagd. Poelstra's rechterhand Jaap Kaal werd nu productieleider. Verder werd de productie voorlopig beperkt tot de verst gevorderde uitgaven. Dat leidde ertoe dat begonnen werd aan deel iii van Lavers kostuumgeschiedenis. Dit werd het enige deel van deze serie dat in de winkel terecht kwam, een uitgeklede versie van wat een allesomvattende kostuumhistorie had moeten worden. | |
[pagina 194]
| |
Figuur 5: Van Ditmar's Boekenimport, Amsterdam, Singel 90, magazijn ontspanningslectuur, herfst 1941
| |
FraudeIn februari 1951 drukte De Slegte de benoeming door van een nieuwe directeur, J. van den Brink. Een week later werden Bodlaender en Van den Brink ontboden in de Wassenaarse villa van grootaandeelhouder Henri van de Pol. Willem van Ditmar bleek zijn 50%-aandeel in het Rotterdamse tijdschriftenbedrijf verkocht te hebben aan Van de Pol en deze had zijn zwager Aegidius (Gied) van Ommeren medeaandeelhouder gemaakt. Deze machtsverschuiving had gevolgen voor het Amsterdamse Van Ditmar-bedrijf, omdat het Rotterdamse zusterbedrijf 45% van de aandelen ervan in handen had. Van de Pols positie was daardoor versterkt en de rol van de aandeelhouder in Argentinië (Van Ditmar) was nu definitief uitgespeeld. De in Amsterdam stage lopende Bob van Ditmar, Willems oudste zoon, kreeg meteen bericht dat hij kon vertrekken.Ga naar voetnoot61 Bodlaender was nu gedwongen zich meer te voegen naar de wil van Van de Pol, temeer omdat zijn bedrijf krediet nodig had en het Rotterdamse bedrijf dat kon verschaffen. Tijdens het overleg in Wassenaar viel Van den Brink zeer in de smaak bij Van de Pol; hij verkreeg alle volmachten om de ipc weer op de rails te zetten. Naar wens ging het met deze onderneming echter allerminst. Op een crisisberaad, belegd op 15 mei 1951, zagen de aandeelhouders nog maar twee mogelijkheden: nieuwe | |
[pagina 195]
| |
contracten sluiten of liquidatie. Figuur 6: Vooromslag van André Blum, Het costuum tijdens het huis Valois (Amsterdam 1951)
Dat laatste kwam een stuk dichterbij toen de nieuwe directeur gearresteerd werd. Het had met zijn oorlogsverleden te maken, werd aan een personeelslid verteld die bij hem thuis langs wilde gaan en een overvalwagen voor de deur aantrof.Ga naar voetnoot62 De naam Van den Brink bleek vals te zijn. In werkelijkheid heette hij J.J.A. (Joop) Pollmann, die met een nieuwe identiteit en zwart geverfd haar bij de ipc getracht had een ander leven te beginnen. Hij was SS-Kriegsberichter geweest aan het Oostfront en in Normandië en hij had zich tussendoor bezig gehouden met het ronselen van Nederlandse dwangarbeiders voor de ss. Vooral dat laatste werd hem door justitie aangerekend: in 1948 was hij veroordeeld was tot vijf jaar met aftrek van voorarrest.Ga naar voetnoot63 Of zijn arrestatie in verband stond met zijn oorlogsverleden is onduidelijk, want | |
[pagina 196]
| |
zijn straftermijn zat er inmiddels op. Vermoedelijk had het met fraude te maken. De boekhoudster ontdekte dat hij het bedrijf voor f 15.000 had opgelicht. Op een ingelaste aandeelhoudersvergadering op 22 oktober 1951 werd met algemene stemmen besloten ‘de Directeur, zich noemende en handelende onder de naam van J. van den Brink, onmiddellijk te ontslaan’. ‘Toen ik eind september de directie overnam’, schreef Bodlaender in een nota, moest ik puin ruimen. Van den Brink maakte met iedereen ruzie, met Herzberg, met productieleider Kaal, met Gans, met uitgevers. Hij betaalde uitsluitend grote crediteuren, niet de auteurs.’ Van de Pol wilde de ipc nu direct opdoeken, maar Bodlaender zag nog mogelijkheden. Er waren orders in voorraad voor een bedrag van f 420.000; alleen met de financiering liep het spaak. Hij schakelde uitgever Fred von Eugen in om een reddingsplan te maken. Von Eugen ontplooide vanuit het pand Amsterdamse Singel 262 (waar de door zijn vrouw geleide uitgeverij Querido onderdak had gevonden) tal van zakelijk succesvolle initiatieven, zoals de internationale medische referatendienst Excerpta Medica.Ga naar voetnoot64 Het mocht niet baten en in februari 1952 werd surseance van betaling aangevraagd (en verkregen voor anderhalf jaar). Uit het accountantsrapport over 1951 - verschenen 16 januari 1953 - blijkt dat de teloorgang van de ipc ook bijna het faillissement van v/h Van Ditmar had betekend. Het vertrouwen van de afnemers was geschokt en geen bank wilde een aanvullend krediet geven. Het bedrijf overleefde door het Antwerpse filiaal af te stoten, te bezuinigen op salarissen en de uitgeverij grotendeels op te doeken.Ga naar voetnoot65 Het betekende het einde van het dienstverband van Hein Kohn.Ga naar voetnoot66 | |
Laatste uitgavenEen vroege naoorlogse poging van een Nederlandse uitgever om de internationale markt aan te boren was mislukt. Uitgeverij Contact zou er in de jaren vijftig wél succes mee boeken.Ga naar voetnoot67 Na het uitbrengen van 24 titels viel voor ipc het doek. In 1954 verscheen nog een oorspronkelijk voor de serie Vorm en kleur bestemd boek: Hiëronymus Bosch. De tuin der lusten, samengesteld door W. Kirsch. En ten leste verscheen in 1957 nog een uit- | |
[pagina 197]
| |
gave die ooit gepland was als deel van de serie De schilder en zijn thema: Het vrouwelijk naakt in de Europese schilderkunst door Jean-Louis Vaudoyer. Twee jaar later kon eindelijk het laatste deel van het krediet van de nhm worden afgelost. De ipc-boeken konden worden gesloten. Een boekenimporteur werd tevens uitgever, maar faalde als exporteur. Figuur 7: Groepsfoto van het personeel van v/h Van Ditmar en ipc naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van v/h Van Ditmar in 1949; op stoel zittend derde en vierde van links het echtpaar Bodlaender-Zahn, daarnaast mevrouw M.E. Kamphorst-Oosterhuis (met bloemen op schoot), haar echtgenoot expeditiechef G. Kamphorst (jubilaris, want in dienst vanaf de oprichting), boekverzorger Huib van Krimpen en tekstredactrice Suzan Abels; derde rij, staand, van links naar rechts kunsthistoricus Louis Gans (met rechts achter hem in de betimmering het logo van ipc), vierde van links Hein Kohn, zevende van links (half zichtbaar) Fred Reichel; vierde rij, staand, derde van links Chris de Ruig (later directeur); voorste rij, tweede van links boekhouder G. Hartog (Foto collectie ir. W.B.A. Bodlaender)
Onder de naam Van Ditmar Boekenimport bestaat het bedrijf nog steeds. In de loop der tijd heeft Van Ditmar zijn genitief-s en zijn zelfstandigheid verloren, maar boeken - voornamelijk pockets en paperbacks - worden nog steeds door het bedrijf geïmporteerd. | |
[pagina 198]
| |
Figuur 8: Van Ditmar's Boekenimport, Amsterdam, Singel 90, herfst 1941
|
|