Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 5
(1998)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 123]
| |
W. van der Molen
| |
[pagina 124]
| |
opende nieuwe perspectieven. Hartevelt begreep dat hun wensen en plannen om Javaanse teksten uit te geven steeds op het praktische probleem stuitten dat er dicht bij huis niet gedrukt kon worden en dat alles naar Batavia, of nog verder weg, naar Nederland, moest.Ga naar voetnoot4 Hier lag een kans voor de zakenman. In de woorden van Hartevelts biograaf: De overtuiging drong zich aan hem op dat de Javaan met zijn eigenaardige beschaving, zo hemelsbreed verschillend van de westersche, veel meer belangstelling verdiende dan hem tot dusverre te beurt viel, en dat er voor ons op het schoone eiland nog iets beters en hoogers te doen viel dan handel drijven en koffie planten.Ga naar voetnoot5 Als hij Solo een drukkerij zou bezorgen, zou dat met deze heren, en gegeven zijn contacten met hoge Javanen, een vruchtbare en volstrekt unieke combinatie opleveren. Wilde de drukkerij er komen, dan moest er wel een aantal problemen opgelost worden. Het drukken en uitgeven zelf was geen probleem. Hartevelt had het vak geleerd in de tijd dat hij voor de firma Oliphant in Semarang werkte.Ga naar voetnoot6 De financiën waren waarschijnlijk wel een struikelblok. Hij had de drukkerij van Oliphant in 1848 overgenomen maar zijn schuld nog niet afbetaald. Verder was het lastig - om het diplomatiek te formuleren - dat er niet zo maar gedrukt kon worden in Nederlands-Indië: daar was toestemming van de gouverneur-generaal voor nodig, en die was daar spaarzaam mee. Niettemin had Hartevelt vertrouwen in de toekomst. In 1853 vertrok hij voor een grote reis naar Europa, om inkopen te doen voor zijn Solose cliënten en een drukpers te regelen. In 1854 kreeg de zaak zijn beslag. In april betaalde Hartevelt de laatste termijn aan Oliphant af.Ga naar voetnoot7 Hij vroeg en kreeg toestemming voor het oprichten van zijn drukkerij, en ging meteen aan de slag. Omdat hijzelf nog in Europa verbleef, trad zijn broer Abraham Hartevelt op als hoofd.Ga naar voetnoot8 Enige moed kan Hartevelt niet ontzegd worden. Er bestond natuurlijk een publiek van geletterde Javanen, en het medium van de druk was niet nieuw meer.Ga naar voetnoot9 Maar de boeken die dat publiek las, waren handgeschreven boeken. De in het Javaans gedrukte | |
[pagina 125]
| |
teksten die er waren, mikten gezien hun vormgeving, Nederlandse vertaling en plaats van publicatie op een Nederlands publiek; de eerste van deze boeken waren verhandelingen van het Bataviaasch Genootschap of overdrukken daarvan. Het gaat dus wat ver om te veronderstellen dat de Javanen inmiddels vertrouwd waren met het verschijnsel van gedrukte teksten; als Hartevelt wilde dat ze zijn producten gingen kopen, zou hij nog heel wat moeite moeten doen. En er waren nog meer problemen. Hoe dacht hij zijn klanten te bereiken? Boekwinkels waren er nog niet of nauwelijks, media om te adverteren evenmin. Was de hele onderneming niet een beetje voorbarig? Ook voor al deze problemen vond Hartevelt een oplossing. Om zich van de afname van zijn producten te verzekeren richtte hij zich op het uitgeven van seriële werken; dus van publicaties waarop men zich kon abonneren en waarvan de vertrouwdheid op een gegeven moment voor zichzelf zou gaan spreken. Achtereenvolgens lanceerde hij een almanak, een krant en een tijdschrift. Teneinde de aandacht van het publiek te trekken bracht hij strooibiljetten en proefnummers uit; tegelijkertijd beperkte hij zo het risico want als de belangstelling tegenviel, kon hij altijd nog stoppen. Voor de distributie was het een gouden greep dat Hartevelt de medewerking van de residenten wist te verwerven; hij had hiermee in één klap een uitgebreid netwerk van verkooppunten gerealiseerd. Het is een fout in zijn strategie geweest dat hij dit netwerk alleen benutte voor de verkoop van de almanak; de krant werd per post aan de abonnees verstuurd maar heeft nooit de oplage bereikt die nodig was om er financieel uit te springen.Ga naar voetnoot10 | |
AlmanakNadat de drukkerij geregeld en de toestemming verkregen was, liet Hartevelt er geen gras over groeien. Hoewel het jaar 1854 al voor een groot deel verstreken was, bracht hij toch een almanak voor dat jaar uit.Ga naar voetnoot11 Deze almanak, op zijn Javaans ‘serat pananggalan’ geheten, was in alle opzichten wat een almanak moet zijn: dun, goedkoop, nuttig, en gemakkelijk verkrijgbaar. Hij telde 50 bladzijden, in een handzaam formaat van 21,5 × 14 cm. Hij bevatte de Javaanse, islamitische, Chinese en Nederlandse kalender overzichtelijk in kolommen naast elkaar, op zo'n manier dat de gebruiker snel de gewenste dag of datum kon opzoeken volgens de kalender die hij gewend was, maar ook in één oogopslag de corresponderende dag of datum op de andere kalenders kon zien. Bovendien was er nog een kolom waarin de feestdagen van al deze kalenders aangegeven stonden, met inbegrip van de verjaardagen van hunne hoogheden de koning, de susuhunan en de sultan. Het papier was weliswaar niet van de beste soort maar, zo meldt de folder (gedrukt op dezelfde papiersoort en in hetzelfde formaat als de almanak), de | |
[pagina 126]
| |
almanak is al voor acht ‘wang’ te koop.Ga naar voetnoot12 Diezelfde folder had ook al laten weten voor wie de almanak bedoeld was: voor Javanen, Maleiers, Arabieren en Chinezen. Voor iedereen dus, zouden wij zeggen, maar voor de zekerheid zette Hartevelt er nog ‘en dergelijke’ bij. De folder maakt trouwens duidelijk dat de almanak niet alleen een kwestie was van ‘voor’ maar ook van ‘door’: wie fouten ziet, late het weten (onkosten worden vergoed). Zo creëerde Hartevelt een betrokkenheid die de drempel om volgende afleveringen te kopen alleen maar kon verlagen.Ga naar voetnoot13 De serat pananggalan week uiterlijk behoorlijk af van de boeken waaraan het Javaanse publiek gewend was. Niettemin was de almanak zo succesvol dat hij jaar op jaar kon verschijnen, tot in de twintigste eeuw.Ga naar voetnoot14 Dit betekent dat een groot publiek vanaf 1854 geconfronteerd werd met nieuwigheden als druk en titelpagina - en ze accepteerde. Gaandeweg kwamen daar meer dingen bij. Kende de almanak voor 1854 überhaupt geen paginanummers, in de volgende almanak waren de bladzijden genummerd zoals in Europese boeken, dus met een cijfer op de voor- en achterzijde van elk blad (in plaats van één paginanummer voor twee tegenover elkaar liggende bladzijden). In het daaropvolgende jaar waren de Javaanse cijfers voor de bladzijnummers vervangen door Europese cijfers, met voorin een verklarende tabel. Zo verwijderde het Javaanse boek in zijn nieuwe gedaante zich steeds verder van zijn traditionele vorm. Ook qua inhoud vertegenwoordigde de almanak iets dat de Javanen niet kenden - wat wel bestond, was een soort van eeuwigdurende kalenders, maar geen uitgeschreven kalenders op jaarbasis - en ook daar was er sprake van geleidelijke vernieuwingen die maakten dat de serat pananggalan hoe langer hoe meer ging lijken op wat het Europese publiek onder een almanak verstaat: een min of meer omvangrijk boekwerkje waarin de tijdrekening maar één onderdeel is, naast wetenswaardigheden over de meest uiteenlopende onderwerpen en niet te vergeten verstrooiende lectuur. Aan de sobere tabellen van de eerste Javaanse almanak werd in de volgende allerlei informatie over de verschillende tijdrekensystemen toegevoegd, zoals over het begrip ‘dag’, dat voor de Javanen iets anders inhield dan voor de Nederlanders. Twee jaar later, in de almanak voor 1857, kwam er een hoofdstuk over goede en slechte dagen bij. Was dit allemaal nog in de sfeer van de kalender, het jaar daarop stelde de serat pananggalan zijn pagina's voor het eerst open voor een verhalende tekst: zes bladzijden uit de geschiedenis van de Pandawa's en Korawa's, met aan het slot de aankondiging dat het verhaal vervolgd zou worden in de almanak voor 1859. Het was overigens geen | |
[pagina 127]
| |
Folder waamee Hartevelt reclame maakte voor zijn almanak. De folder ligt als inlegvel in het exemplaar van de eerste almanak uit 1854, dat in het bezit is van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde te Leiden. (dd 170).
Twee bladzijden uit de tweede jaargang van de almanak. (Leiden, UB: V 958).
| |
[pagina 128]
| |
oorspronkelijk Javaanse tekst: het was de vertaling, in dichtvorm, van de Nederlandstalige inleiding op Cohen Stuarts uitgave van de Serat Bratayuda, die in 1860 verscheen.Ga naar voetnoot15 Het jaar waarin de serat pananggalan voor 1859 gedrukt werd, dus 1858, was het laatste jaar waarin Hartevelt optrad als de uitgever. In dat jaar keerde hij namelijk terug naar Nederland, na zijn zaak overgedaan te hebben aan een medewerker, een zekere Van Dorp.Ga naar voetnoot16 Deze zette de uitgave van de almanak voort. Hoezeer de almanak zich een plaats in de Javaanse maatschappij verworven had, blijkt wel uit het feit dat Van Dorp het aandurfde naast de gewone editie ook duurdere versies te introduceren, onder andere een luxe-editie op kwaliteitspapier, met goud op snee en in leer gebonden. | |
Tijdschrift en krantHet tijdschrift was het minst succesvol van de drie periodieken. Het heette de Puspita mancawarni. Het proefnummer verscheen in het begin van 1855, en daar is het bij gebleven. Het schijnt bedoeld te zijn als een soort van Javaans leeskabinet, dat één keer in de twee maanden zou verschijnen onder redactie van Gustaaf Winter, een zoon van de bovengenoemde C.F. Winter sr. Het proefnummer telde dertien bladzijden.Ga naar voetnoot17 Wat erin gestaan heeft, is mij niet bekend; ik heb geen exemplaar kunnen achterhalen, en de naam is ook weinig verhelderend (‘Veelkleurige bloemen’). Volgens Adam bevatte het een uitvoerige uiteenzetting over de plannen van de redactie, gevolgd door een verhaal over recente gebeurtenissen in Algerije.Ga naar voetnoot18 Beter verging het de krant, de Bramartani (‘Alom berichtgevend’).Ga naar voetnoot19 Het proefnummer, dat in januari 1855 verscheen, leverde zoveel reacties op dat Hartevelt tot geregelde publicatie overging. Hij besefte dat een krant voor de meeste mensen een nieuw verschijnsel was. Daarom bevatte het proefnummer een vrij lang stuk waarin Hartevelt uitlegde wat de bedoeling was. Twee sleutelbegrippen, die telkens terugkeren, | |
[pagina 129]
| |
Voorpagina van de derde aflevering van de Bramartani, gedateerd donderdag 5 april 1855. Hoewel het de derde aflevering betreft, draagt het exemplaar het nummer 2, omdat Hartevelt het proefexemplaar van januari blijkbaar niet meetelde. (Leiden, UB: V 614).
zijn de woorden ‘nut’ en ‘genoegen’ (‘faédah’ en ‘sengsem’). Nuttig was de krant vanwege de informatie die erin stond. Als medium van informatie zouden berichten en advertenties dienen. Dit laatste was iets wat de Javanen nog niet kenden; het was zelfs zo nieuw dat er nog geen woord voor was. Hartevelt gebruikt de uitdrukking ‘panyuka khabar’, ‘annonce’. Zijn definitie is niet helemaal vrij van eigenbelang (‘een vrijwel kosteloze, zeer effectieve manier van informeren’) maar hij wilde de lezers dan ook overhalen om te gaan adverteren. Een paar concrete voorbeelden maakten duidelijk hoe ze zich dat moesten voorstellen (‘stel dat iemand de bruiloft van zijn kind wil vieren, een nieuwe winkel opent...’, compleet met gefingeerde advertenties). Onder berichten waren te verstaan: aankondigingen van venduties, familieberichten, nieuws over landbouw en industrie, officiële aankondigingen en ambtelijke mutaties. Natuurlijk was de krant, zo ging Hartevelt verder, voor goede berichtgeving over wat er zoal op Java en Madura gebeurt afhankelijk van de hulp van de lezers; berichten over ware gebeurtenissen werden graag ingewacht (maar plaatsing bleef ter beoordeling van de redactie). Wat het programma overlaat aan ruimte in dit proefnummer (minder dan de helft), is gevuld met berichten en advertenties, om de aspirant-lezer alvast een voorproefje te | |
[pagina 130]
| |
geven. Berichten zijn bijvoorbeeld dat op 6 januari (het proefnummer is van 25 januari) een overeenkomst is gesloten tussen de overheid en de heren Chaulan en Deleman in Batavia voor het maken van ijs (‘gestold water’). Op 2 januari is het Amerikaanse schip de Dolphin na een reis van 95 dagen aangekomen in Batavia, met 6000.000 pond ijs (in de hoop ‘dat daar na de reis nog de helft van over zou zijn’). Op 20 december 1854 is de vrouw van de Javaan Jaga helaas bij het baden in de Angke (een rivier die door Batavia stroomt) meegesleurd; ‘het lijk is tot op heden nog niet gevonden’. In het Australische Melbourne heeft op 7 november 1854 een moord plaatsgehad in ‘de kampung Litel Burek’ (Little Bourke, de Chinese wijkGa naar voetnoot20). Enzovoorts, steeds een paar regels per bericht. De enige adverteerder in het proefnummer zijn de gebroeders Hartevelt zelf. Zij drijven een soort winkel van Sinkel met schrijfbenodigdheden, sieraden, kompassen, dubbele verrekijkers voor dichtbij en veraf (‘onder gelijktijdige vergroting van het object’), de eerste en tweede jaargang van de Javaanse almanak (hier niet serat pananggalan maar serat almanak genoemd); tevens kan hun pas uitgebreide drukkerij snel en goedkoop drukwerk leveren. Uiterlijk week de Bramartani evenals de serat pananggalan in alle mogelijke opzichten af van wat de Javaanse lezers gewend waren: de verdeling van de tekst in twee kolommen, de onderverdeling in alinea's, paragrafen en rubrieken, de kopjes boven de paragrafen en rubrieken. Alleen deed de kop van de krant, met de naam en informatie over de datum van verschijnen en advertentieprijzen, in zijn opmaak denken aan de openingspagina's van Javaanse handschriften (al moet het weer even wennen zijn geweest dat de tekst op de voorkant van het eerste blad begon, niet op de achterkant), en ook de afmetingen (33 × 21 cm) waren vertrouwd. Zeker vertrouwenwekkend was dat de vorst van Solo blijkbaar achter de krant stond, want die had de naam bedacht.Ga naar voetnoot21 Op 29 maart 1855 kwam het tweede nummer uit; vanaf die datum verscheen het blad één keer per week (kranten kwamen in het midden van de negentiende eeuw meestal nog niet iedere dag uit, ook in Nederland niet). Het telde vier bladzijden, en dat is nooit meer geworden in de twee jaar dat het bestaan heeft. Een abonnement kostte 12 rupiyah résepis per jaar; voor dat bedrag werd de krant thuisgestuurd.Ga naar voetnoot22 Op het hoogtepunt waren er 320 abonnees. De meesten woonden in Midden- en Oost-Java, maar de krant ging ook naar Madura, en zelfs in het verre Banten (West-Java) zaten lezers.Ga naar voetnoot23 Toch ging het niet goed. Dat moet Hartevelt wel in de gaten hebben gehad toen hij medio 1855 uit Nederland terugkeerde in Indië, maar waarschijnlijk heeft hij de ontwikkelingen eerst nog een tijdlang willen aanzien. Het spande er namelijk net om of hij wel of niet uit de kosten komen zou. Hij had uitgerekend dat hij met een bestand van 340 abonnees quitte zou spelen, dus maar twintig meer dan hij er had. Maar het werden er niet meer; integendeel, toen het nieuwe jaar aanbrak, lieten de abonnees hem massaal in | |
[pagina 131]
| |
de steek. Van de 320 maakten maar liefst zo'n 200 hun abonnementsgeld niet meer over. Zo kon geen krant bestaan. Maar van opgeven wilde Hartevelt nog niet weten; daarvoor was de onderneming hem intussen te dierbaar geworden. Hij heeft op verschillende manieren geprobeerd het tij te keren: betere verspreiding, aantrekkelijker inhoud, aanmaningen. Maar het hielp allemaal niet. Uiterste termijnen werden alleruiterste termijnen, zonder dat het geld binnenkwam. Op zijn vraag wat het publiek dan wilde, kwam niet één antwoord. Een poging tot verbetering van de distributie van de krant, via de residenten die ook zijn almanakken verkochten, had evenmin succes. Ook de nieuwe rubriek ‘wetenschap’, die in de loop van 1856 van start ging, kon de Bramartani niet redden. In december 1856 viel het doek. Tegen die tijd had Hartevelt geen hoop meer dat hij in staat was de neerwaartse trend om te buigen, daarom besloot hij met het laatste nummer van de tweede jaargang de uitgave te stoppen. Zakelijk gezien had hij gelijk; de Bramartani was een bodemloze put, waar hij intussen wel veel tijd en energie in stak. Toch vraag ik mij af of Hartevelts analyse van de oorzaken, die geleid hebben tot de ondergang van de Bramartani, volledig is. Ongetwijfeld waren bekendheid en leesbaarheid en dergelijke vatbaar voor verbetering, maar het is een feit dat er acht jaar later, in 1864, een nieuwe krant van start ging die het zeventig jaar volgehouden heeft, tot in de jaren dertig van de twintigste eeuw. Deze krant heette de Jurumartani. Wat had de Jurumartani dat de Bramartani niet had? In aanvulling op de door Hartevelt genoemde oorzaken zie ik nog een verklaring: Hartevelts Bramartani was geen Javaanse krant; het was een Nederlandse krant. De taal was wel Javaans, maar de berichten waren voor het grootste deel Europees, over een prins in Duitsland die ging trouwen, over militaire operaties in de Krim, over de nieuwe gouverneur-generaal, over referendaris zus die bevorderd was naar bureau zo, kortom allemaal informatie waar geen enkele Javaan op zat te wachten. Ik neem aan dat dit een reflectie was van de samenstelling van de redactie: die zou wel eens uitsluitend uit Nederlanders kunnen hebben bestaan (Hartevelt laat zich daar nergens over uit, ook niet in het colofon van zijn krant). De situatie bij de Jurumartani is duidelijk: daar zaten ook Javanen in de redactie, en de berichtgeving was navenant. Niet alleen het lezerspubliek, ook het gouvernement kreeg al gauw in de gaten dat daar wel wat in stond. In 1869 kreeg dit blad zelfs een heus proces aan de broek (zoals het een echte krant in die tijd betaamde), omdat het de malversaties van een politiefunctionaris naar buiten had gebracht.Ga naar voetnoot24 Zover had de Bramartani het nooit geschopt; de resident had het zelfs nooit nodig gevonden de afleveringen vooraf in te zien, zoals hij officieel geacht werd te doen.Ga naar voetnoot25 De gedachte is vermoedelijk nooit bij Hartevelt opgekomen dat de saaie inhoud een probleem was. Dat kon ook niet; daarvoor stond hij te ver van de Javaanse wereld af. Hoe groot die afstand was, blijkt uit het eenvoudige tafereeltje dat Hartevelt de Javanen een keer voorhield om de stimulerende werking van krantenlectuur duidelijk te maken: | |
[pagina 132]
| |
Stel de Bramartani heeft het over één of andere streek of stad op Java waar de lezer nog nooit van gehoord heeft. Dan is dat een regelrechte aansporing om de atlas erbij te pakken, om uit te zoeken waar die plaats precies ligt. Welnu, zo iemand is dan toch bezig om aardrijkskunde te leren? En zo hoort het ook, om je een voorstelling te kunnen maken van de plaats waar de persoon woont over wie je aan het lezen bent.Ga naar voetnoot26 Dit is naar het leven getekend. Hartevelt zat dan ook al zo'n tien jaar op Java, dus hij wist wel wat de gemiddelde Javaan aan atlassen en encyclopedieën op zijn boekenplank had staan. Onbegrijpelijk eigenlijk, dat niemand geantwoord had op de vraag wat er dan wel in de krant moest. Hoe wereldvreemd Hartevelt ook was, ik zou hem geen recht doen als ik het bij deze indruk liet. Uit het mistroostige afscheidswoord waarmee Hartevelt zich voor het laatst tot zijn Javaanse lezers richt, komt een man naar voren die bezorgd is om de dingen die het leven kwaliteit geven, met name het leven van de kleine man. Aan de oprechtheid van deze woorden hoeven wij niet te twijfelen: de goede zakenman die Hartevelt ontegenzeggelijk was, had zich ontwikkeld tot een idealist, maar dan wel een idealist met heel praktische ideeën over de verheffing van die kleine man. Zo had de bevolking van Leiden, de stad waar hij domicilie had gekozen in zijn Europese periode, hem leren kennen: als het aan hem gelegen had, was Leiden één van de eerste steden geworden met riolering en waterleiding. Ook voor een ander, uniek-Leids fenomeen, dat inmiddels al weer verdwenen is, heeft Hartevelt zich bijzonder ingespannen: de Broodfabriek, waar de verarmde Leidse bevolking voor weinig geld brood van goede kwaliteit kon betrekken.Ga naar voetnoot27 Navenant was het hem op Java om de kwaliteit van het leven te doen, in de eerste plaats de verbetering daarvan voor de kleine man. Waarom zijn streven niet aansloeg, heeft hij waarschijnlijk nooit doorgrond. Voor de Javaanse literatuurgeschiedenis behoudt Hartevelt de verdienste dat hij het Javaanse publiek door zijn almanak vertrouwd heeft gemaakt met het medium van de drukpers en een nieuwe vormgeving van het boek, en de Javaanstalige krant heeft geïntroduceerd. |
|