Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 5
(1998)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Manuel Stoffers & Pieter Thijs
| |
[pagina 8]
| |
‘Applicatio octava’ van het eerste traktaat in Grüningers uitgave van Murners Logica memorativa. (Den Haag, KB: 227 F 21).
‘Applicatio octava’ van het eerste traktaat in Vander Noots uitgave van Murners Logica memorativa. (Parijs, Bibliothèque Mazarine: Rés. 13760 2ème pièce).
zijn eigen onderwijs aan verschillende universiteiten.Ga naar voetnoot2 Omdat hiermee voor het eerst serieuze studiestof gepresenteerd werd in de vorm van een kaartspel, waarbij woord en afbeelding op intrigerende wijze werden gecombineerd, zijn deze spelen niet onopgemerkt gebleven. Vooral het logisch kaartspel, dat enkele malen als boek in druk is verschenen, heeft sinds zijn eerste publicatie regelmatig de aandacht getrokken en kent | |
[pagina 9]
| |
een bijzondere receptiegeschiedenis.Ga naar voetnoot3 Daarvan maakt ook de boekgeschiedenis van de Lage Landen deel uit, aangezien een van de vroegzestiende-eeuwse edities werd uitgegeven door de Brusselse drukker Thomas vander Noot. Over de geschiedenis, in het bijzonder de publicatiegeschiedenis, van het logisch kaartspel bestaat nog veel onduidelijkheid. Om te beginnen is er de kwestie welk van de twee spelen Murner het eerst heeft bedacht of althans het eerst in zijn colleges heeft gebruikt, het juridisch of het logisch kaartspel. Verder is er in de literatuur tot op heden veel verwarring over het aantal uitgaven van het logisch kaartspel en de datering ervan. Onduidelijk is hoe de twee bekendste uitgaven ervan, de Brusselse en de Straatsburgse van Johannes Grüninger, zich tot elkaar verhouden. Een van de eigenaardigheden, dat sommige exemplaren van de Straatsburgse uitgave een hoofdstuk bevatten dat in de Brusselse ontbreekt, is nog niet eerder opgemerkt. Door een overzicht te geven van de verschillende edities en de Brusselse uitgave te vergelijken met de Straatsburgse hopen wij in dit artikel enkele van de bestaande onduidelijkheden weg te kunnen nemen. | |
Het spelMurners logisch kaartspel is, anders dan het juridisch kaartspel, niet in de vorm van losse speelkaarten overgeleverd, maar alleen als boek. Dit boek omvat in de meest bekende uitgave, de Straatsburgse druk van Grüninger, behalve een proloog (met de dagtekening: ‘ex achademia Friburgensi. Anno Millesimo quingentesimo octavo’, universiteit van Freiburg, 1508) en enkele inleidende teksten waarin Murner zijn nieuwe methode verdedigt en toelicht, de logische tekst (verdeeld over zestien tractatus, onderverdeeld in passus), de als speelkaarten te gebruiken afbeeldingen (applicationes genoemd) die de logische stof van steeds één passus in beelden ‘vertaald’ weergeven en na elke kaart een toelichting op deze ‘vertaling’. Daarna volgt nog een kort ‘Exercitium Piramidum’, waarin Murner voor de gevorderden nog een andere methode voorstelt, een soort kegelspel. Het boekje wordt besloten met het ‘Testimonium magistrale Cracoviensium’, waarover hieronder meer, en een ‘Conclusio operis’, waarin het impressum voorkomt. De leertekst is een verkorte, bewerkte versie van een universitair studieboek dat studenten geacht werden van buiten te kennen: de Tractatus (of Summule logicales) van Petrus Hispanus (in het juridisch kaartspel gaat het om de Institutiones van Justinianus). Op de 51 speelkaarten (het juridisch spel omvat 121 kaarten!) zijn de te memoriseren logische begrippen en definities symbolisch aangeduid in verschillende figuratieve voorstellingen. Daarnaast draagt elke kaart een symbool dat de zogenaamde kleur aangeeft. Het logisch spel heeft zestien van dergelijke symbolen. Het aantal kleuren correspondeert met het aantal hoofdstukken waarin Murner de tekst heeft verdeeld. Naar de speelwijze kan men slechts gissen. Waarschijnlijk werden de kaarten eerst geschud en op een stapel gelegd; vervolgens moest de speler die aan de beurt was, de symbolen op de kaart die hij van de stapel had genomen, verklaren. Misschien kreeg hij | |
[pagina 10]
| |
punten voor het aantal goed uitgelegde symbolen en ging de beurt over op een ander, wanneer hij een fout maakte. De methode die Murner in het logisch kaartspel toepast, combineert middeleeuwse en antieke vormen van mnemotechniek. Om de studenten in staat te stellen de logische stof beter in zich op te nemen heeft Murner het leerboek samengevat. Vervolgens heeft hij de tekst in genummerde alinea's en zinnen onderverdeeld; daarmee paste hij een mnemotechnisch hulpmiddel toe dat in de Middeleeuwen in zwang geraakt was en bijvoorbeeld ook tot de genummerde hoofdstuk- en versindeling van de Bijbel heeft geleid die we nu nog kennen.Ga naar voetnoot4 Daarnaast maakte Murner inventief gebruik van de regels uit de antieke geheugenkunst. Deze kunst behelsde een ‘vertaling’ van de te onthouden zaken of woorden in symbolische beelden of figuren die vervolgens in een vaste volgorde geplaatst werden in een ruimte of plaats die men zich had ingeprent. Om een bepaalde gebeurtenis of tekst weer in herinnering te roepen, was het dan voldoende om in de geest een bezoek te brengen aan dat deel van de ingeprente ruimte waar men die gebeurtenis of tekst in de gedaante van een reeks symbolische figuren had opgeborgen. Twee overwegingen liggen ten grondslag aan het systeem: beelden worden beter onthouden dan woorden, en wat in een vaste orde is opgenomen beter dan wat niet in een ordelijk verband staat. Het was Murners vondst om de speelkaart, of eigenlijk het gehele kaartspel, te behandelen als mnemologische ruimte of plaats, een nieuwe toepassing van de klassieke geheugenregels die al gauw door anderen werd opgemerkt en overgenomen.Ga naar voetnoot5 Overigens was Murner zich ervan bewust in een oude traditie te staan: hij merkt zelf op dat hij het memoriseren van de logica heeft vergemakkelijkt ‘op de manier waarop onze geliefde Cicero het wekken of liever het prikkelen van het geheugen heeft onderwezen’.Ga naar voetnoot6 Aanwending van zijn methode maakt het bestuderen van de taaie logica, aldus Murner, soepeler, het begrip ervan rijker en de beoefening ervan gemakkelijker.Ga naar voetnoot7 Bovendien vergt het memoriseren zo veel minder tijd dan op de traditionele wijze.Ga naar voetnoot8 Zowel | |
[pagina 11]
| |
de spelvorm als het gebruik van afbeeldingen zorgt voor vermaak - het spel door de onvoorspelbaarheid van zijn verloop en de afbeeldingen door de verlevendiging van de tekst -, en dat kan voorkomen dat de student voortijdig het terrein van de logica verlaat.Ga naar voetnoot9 Ter verdediging van de spelvorm merkt Murner nog op dat hij door de studenten een leerzaam spel te bieden hen afhoudt van het spelen van verderfelijke kaart- en dobbelspelen, en zo iets slechts vervangt door iets goeds.Ga naar voetnoot10 De afbeeldingen maken de abstracte logische stof meer concreet, waardoor er met meer plezier kennis van wordt genomen en zij gemakkelijker en beter wordt onthouden.Ga naar voetnoot11 Naar aanleiding van kritiek op zijn juridisch kaartspel had Murner eerder het gebruik van afbeeldingen bij een leerzame tekst verdedigd door te wijzen op drie eigentijdse uitgaven waarbij de gerespecteerde jurist, keizerlijk raadsheer en rechtsconsulent van Straatsburg Sebastian Brant betrokken was geweest.Ga naar voetnoot12 Daar was allereerst Das Narrenschiff (Bazel: Johann Bergmann von Olpe, 1494), geschreven door Brant, naar aanleiding waarvan Murner schrijft: ‘Maar ook hij [=Brant] zal nog lang hierna ervoor geprezen worden dat hij plaatjes heeft laten tekenen, opdat ze [=zijn onderrichtingen] gemakkelijker worden onthouden en beter beklijven’.Ga naar voetnoot13 Als tweede noemt Murner de geïllustreerde uitgave van de werken van Vergilius die Brant had bezorgd (Straatsburg: Grüninger, 1502). En ten slotte verwijst hij naar een ‘evangelietekst’ met afbeeldingen, die op grond van de door Murner geciteerde lofprijzing van Georgius Rhelmisius geïdentificeerd kan worden als de Memorabiles evangelistarum figurae (Pforzheim: Thomas Anshelm, 1502); Brant leidde deze uitgave in met enkele verzen. In dit boekje - waarvan een blokboekuitgave al rond 1470 was verschenen - wordt de complete tekst van de vier evangeliën door middel van vijftien gecompliceerde houtsneden verbeeld, met het doel de tekst makkelijker te kunnen memoriseren.Ga naar voetnoot14 Deze ‘Evangelistenfiguren’ lijken in beeldopbouw en in de manier waarop tekst en beeld aan elkaar zijn | |
[pagina 12]
| |
Begin van de tekst van de ‘Prologus’ in Grüningers uitgave van Murners Logica memorativa. (Den Haag, KB: 227 F 21).
Begin van de tekst van de ‘Prologus’ in Vander Noots uitgave van Murners Logica memorativa. (Parijs, Bibliothèque Mazarine: Rés. 13760 2ème pièce).
gerelateerd sterk op de kaarten van Murners Logica memorativa en hebben vermoedelijk de vormgeving van zijn logisch kaartspel beslissend beïnvloed.Ga naar voetnoot15 In de titel van de eerste uitgave van het logisch kaartspel, uit 1507, wordt de gepresenteerde logica poetica genoemd: een ‘dichterlijke logica’. Mensen - schrijft Murner een jaar later in de ‘Prologus’ van de Straatsburgse druk - die hem vroegen aan welke benaming hij voor het ‘productje van (zijn) gezwoeg’ (nostram elucubratiunculam) de voorkeur gaf, antwoordde hij ‘dat het een “Logica voor dichters” is, dat wil zeggen voor allen die zich wijden aan de studie’. En achter die aanduiding staat hij, zegt hij, nog altijd: niet omdat het werk rijk is aan een zo uitgelezen verhevenheid van taal of uitblinkt door de bevalligheid van een gepolijste stijl, maar veeleer daarom omdat het door de uiteenlopende | |
[pagina 13]
| |
vormen op heel plezierige wijze onderricht en door de gewenste bondigheid onverwijld de logische stof een grens stelt.Ga naar voetnoot16 Deze logica heet dus dichterlijk, niet omdat zij in poëtische taal gesteld zou zijn, maar omdat zij behalve nuttig ook aangenaam en vermakelijk is, en wel dankzij haar bondigheid en de toepassing van ‘uiteenlopende vormen’. Murner doelt met het laatste vermoedelijk vooral op de applicationes, de allegorieachtige plaatjes die de logische stof visualiseren.Ga naar voetnoot17 Poeta betekende in het begin van de zestiende eeuw niet alleen ‘dichter’, maar kon ook gebruikt worden om te verwijzen naar mensen die college over de dichtkunst gaven of colleges daarover als vast onderdeel opgenomen wilden zien in het programma van de artesfaculteit. Het woord is dan min of meer synoniem met ‘humanist’.Ga naar voetnoot18 Misschien hoopte Murner dat de toevoeging poetica of poetarum de weg zou effenen voor een welwillende ontvangst van zijn bewerking van Petrus Hispanus' handboek in het kamp van de humanisten. In de ‘Prologus’ hekelt Murner bovendien, naast de logische fouten in de Tractatus en de afwezigheid van elke verlevendiging (festivitas) daarin, volgens goed humanistische gewoonte ook het Latijn van Petrus. Maar wie op grond hiervan een humanistische logica verwacht (iets in de trant van de dialectiek van Lorenzo Valla of die van Rudolphus Agricola), komt bedrogen uit. De stof van de Logica memorativa is geheel traditioneel. Nieuw is alleen de vorm waarin zij gepresenteerd wordt, de methode waarmee zij wordt onderwezen.Ga naar voetnoot19 Murners idee om het kaartspel voor educatieve doeleinden te gebruiken sloeg aan. In de zestiende en zeventiende eeuw werden tal van dit soort spelen bedacht, met als hoogtepunt, althans wat de sociale en pedagogische acceptatie ervan betreft, de kaartspelen die voor de jonge Lodewijk XIV werden ontworpen.Ga naar voetnoot20 Onze hedendaagse kwartetspelen zijn niets anders dan de laatste geesteskinderen uit dit ooit florerende geslacht van educatieve kaartspelen. | |
[pagina 14]
| |
De prioriteit van het logisch kaartspelVan het juridisch kaartspel zijn drie onvolledige, van houtblokken gedrukte spelen bewaard gebleven. Een onvolledige handgeschreven tekst met afbeeldingen, die dateert van na 1515, wordt bewaard in de Stadtbibliothek van Neurenberg. Het juridisch kaartspel werd, onder de titel Chartiludium Institute summarie, eerst in 1518 te Straatsburg gedrukt (door J. Prüss voor J. Knoblo(u)ch).Ga naar voetnoot21 Uit een brief van Thomas Wolf, in 1502 gepubliceerd, en uit een brief van Murner aan Geiler uit 1502, blijkt echter dat Murner er reeds in 1502 in zijn colleges gebruik van heeft gemaakt.Ga naar voetnoot22 In 1515 heeft Murner het spel gebruikt bij zijn onderwijs in Trier.Ga naar voetnoot23 Het logisch kaartspel heeft Murner, naar het schijnt niet zonder succes, gebruikt bij zijn logicaonderricht aan de universiteiten van Freiburg im Breisgau en Kraków. In Freiburg deed hij dat vermoedelijk in 1506 en misschien ook in 1508. Hijzelf zegt er dit over: God is mijn getuige dat ik dit spel heb onderwezen aan de universiteit van Freiburg. Ik heb daar leerlingen gehad (toegegeven slechts een paar, want anderen schaamden zich voor zowel de oefening, als de inspanning) die enkel door het bekijken van de kaarten weldra ‘in’ de afbeeldingen als in een boek studeerden, zelfs heel snel, zodat zij de afbeeldingen bijna als letters gebruikten.Ga naar voetnoot24 Over het gebruik van het logisch kaartspel in Kraków informeert een ongedateerd getuigenis, geschreven door Johannes van Glogau, docent in de logica in Kraków, dat is opgenomen aan het eind van zowel de Straatsburgse als de Brusselse editie van de Logica memorativa.Ga naar voetnoot25 In dit verband vooral interessant is het begin van Johannes' getuigenis: | |
[pagina 15]
| |
De eerwaarde vader Thomas Murner (...), baccalaureus van onze Krakówse universiteit in de heilige theologie, heeft deze vorm van kaartspelen bij ons bedacht en er colleges aan gewijd (...).Ga naar voetnoot26 Murner zou het spel dus in Kraków hebben bedacht. Nu bestaat er echter over de datering van Murners verblijf in Kraków veel onduidelijkheid. In de literatuur wordt gewoonlijk melding gemaakt van twee verblijven aldaar. Het eerste valt in de jaren 1499-1500. Murner had in 1498 of 1499 de titel van magister artium behaald, en daarmee de bevoegdheid in de artes (waaronder logica) te onderwijzen.Ga naar voetnoot27 Het staat vast dat hij in 1499 in Kraków was om theologie te studeren.Ga naar voetnoot28 Aan het eind van het wintersemester van 1499-1500 verwierf hij daar de titel baccalaureus in de theologie. Met die titel wordt hij ook in het testimonium van Johannes van Glogau aangeduid. Waarschijnlijk - maar duidelijke gegevens hierover ontbreken - verliet hij niet lang na het behalen van die titel, maar in ieder geval vóór 1502, Kraków om, na enige omzwervingen, zijn studie in Freiburg voort te zetten. Daar werd hij op 26 maart 1506 doctor in de theologie.Ga naar voetnoot29 Sommige auteurs nemen aan dat Murner hierna, in 1506-1507, nog eens in Kraków is geweest.Ga naar voetnoot30 Zij doen dit uitsluitend op grond van het feit dat de eerste druk van het logisch kaartspel is verschenen in Kraków in februari 1507. Het is echter geenszins noodzakelijk dat Murner daarvoor naar Kraków is gereisd.Ga naar voetnoot31 Integendeel, zoals nog zal blijken, is het waarschijnlijk dat Murner helemaal niet bij deze Krakówse uitgave van zijn logische kaartspel betrokken is geweest. Als we dit aannemen, is er verder geen reden om te veronderstellen dat Murner na zijn eerste verblijf rond 1500, Kraków op- | |
[pagina 16]
| |
nieuw heeft bezocht.Ga naar voetnoot32 Een getuigenis van Murner zelf maakt het bovendien onwaarschijnlijk dat hij het spel kort vóór 1508 heeft bedacht: in het ‘Exordium’ dat voorkomt in de Straatburgse en Brusselse druk van het logisch kaartspel, waarvan de ‘Prologus’ in 1508 is geschreven, noemt hij zijn logisch kaartspel, ter verontschuldiging, een jeugdwerk.Ga naar voetnoot33 Aangezien de eerste vermelding van het juridisch kaartspel uit 1502 dateert, is er, kortom, reden om aan te nemen dat het logisch kaartspel niet alleen eerder in druk is verschenen dan het juridisch kaartspel, maar ook eerder, namelijk in 1499-1500 in Kraków, is bedacht. | |
De verschillende drukken van de Logica memorativaEr zijn ons, naast een facsimile uit 1967, vier uitgaven van de Logica memorativa bekend.Ga naar voetnoot34 De eerste gedrukte uitgave van het logisch kaartspel dateert van 17 februari 1507. Zij werd te Kraków ‘op kosten van Johannes Haller’ - die op grond van koninklijke privileges een uitgeversmonopolie in de stad kon uitoefenen - in kwarto-formaat gepubliceerd onder de titel Chartiludium logices seu Logica poetica vel memorativa, cum iocundo pictasmatis exercitamento, pro communi omnium Studentium utilitate, impressum Cracovie impensis optimi et famatissimi viri domini Johannis Haller civis Cracovien. anno verbi incarnationis M.CCCCC.VII. decimo tertio ante Kalendas Martii (‘Logisch kaartspel oftewel poëtische, memoratieve logica met aangename oefeningen aan de hand van aanschouwelijke voorstellingen, tot algemeen nut van alle studenten, gedrukt te Kraków op kosten van een voortreffelijk, welbekend man, de heer Johannes Haller, burger van Kraków, in het jaar van de Vleeswording 1507 op de dertiende dag voor de Kalendae van Maart [=17 februari]’).Ga naar voetnoot35 Voor zover bekend is er geen | |
[pagina 17]
| |
exemplaar meer voorhanden van deze uitgave.Ga naar voetnoot36 Uiteraard bevatte deze uitgave niet de hierboven genoemde ‘Prologus’ van 1508 en de ‘Conclusio operis’, maar of zij verder in de samenstelling van de onderdelen nog afweek van de latere edities, is niet meer vast te stellen. Volgens Sondheim is deze uitgave buiten medeweten van Murner zelf tot stand gekomen, vermoedelijk naar tekeningen en notities van een van zijn Krakówse studenten.Ga naar voetnoot37 Als argumenten voor deze veronderstelling voert hij aan dat Murner in de titel als venerabilis pater en sacre theologie baccalarius wordt aangeduid, terwijl hij zichzelf als minderbroeder frater noemde en hij sinds 27 maart 1506 doctor in de theologie was;Ga naar voetnoot38 dat Murner in latere publicaties nooit melding maakt van deze uitgave; en ten slotte dat Murner in de ‘Prologus’ van 1508, opgenomen in de Straatsburgse uitgave van de Logica memorativa, belooft de Institutiones van Justinianus in een zelfde vorm uit te geven, ‘als het onderhavige werk met lof beladen door de publieke opinie tot ons zal terugkeren’.Ga naar voetnoot39 De toevoeging van een dergelijke voorwaarde past eigenlijk alleen bij een eerste uitgave. Zij lijkt er op te duiden dat Murner zelfs van het bestaan van de eerdere druk niet op de hoogte was. De bekendste, dit wil zeggen meest verspreide en meest aangehaalde, editie van het logisch kaartspel is de kwarto-uitgave die Johannes Grüninger (gestorven rond 1532) in Straatsburg het licht deed zien onder de titel Logica memorativa. Chartiludium logice, sive totius dialectice memoria: & novus Petri hyspani textus emendatus: Cum iucundo pictasmatis exercitio.Ga naar voetnoot40 In de ‘Conclusio operis’ vinden we het impressum, voorzien van de dagtekening: ‘Anno a cristi salvatoris nativitate MDIX. Ipsa die divi Thome Cantuariensis’ (op de dag van de heilige Thomas van Canterbury = 29 december).Ga naar voetnoot41 Opmerkelijk aan deze druk is dat het deel van elk hoofdstuk dat de uitleg van de kaarten bevat typografisch duidelijk wordt onderscheiden van de eigenlijke leertekst door het gebruik van een ander lettertype. Vermeldenswaard is verder dat een aantal exemplaren | |
[pagina 18]
| |
van de Straatsburgse uitgave (voortaan S genoemd) in het inleidend gedeelte een hoofdstuk bevat getiteld ‘Modus practicandi’. Omdat de meeste geleerden die zich met het boekje hebben beziggehouden blijkbaar slechts een enkel exemplaar ervan hebben bekeken, is nooit eerder geconstateerd dat dit hoofdstuk niet in alle exemplaren wordt aangetroffen. De ‘Modus practicandi’ ontbreekt onder andere in het exemplaar van S dat bewaard wordt in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag en derhalve ook in de facsimile-editie uit 1967 die naar het Haagse exemplaar is gemaakt.Ga naar voetnoot42 De bladen van dit hoofdstuk, dat eindigt met een afscheidswoord aan de lezer, dragen een eigen signatuur (A-Aij-Aiij-[Aiiij]) en zijn, behalve ingebonden in exemplaren van S, ook los overgeleverd.Ga naar voetnoot43 Waarschijnlijk is deze ‘Modus practicandi’ in een laat stadium van de drukgang van S toegevoegd, nadat reeds een aantal exemplaren was gedrukt en gebonden. Onder dezelfde titel en in hetzelfde formaat als Grüninger heeft ook Thomas vander Noot (actief als drukker en uitgever van 1505 tot 1523) Murners logisch kaartspel uitgegeven.Ga naar voetnoot44 Deze Brusselse uitgave (in het vervolg B genoemd) is in de ‘Conclusio operis’ gedateerd met ‘Anno a Christi Salvatoris nativitate 1509. Ipsa die divi Augustini episcopi’ (op de dag van de heilige Augustinus, bisschop = 28 augustus). B bevat dezelfde tekstdelen als S, met uitzondering van de ‘Modus practicandi’, die in B ontbreekt. Het zetsel wijkt af (vergelijk afb. p. 12). Verder is, anders dan in S, in B geen typografisch onderscheid gemaakt tussen de leertekst en de uitleg van de kaarten: alle tekstonderdelen zijn in hetzelfde lettertype gedrukt. De afbeeldingen in B zijn, op kleine verschillen na, gelijk aan die van S (waarover hieronder meer). In 1629 verscheen te Parijs bij Toussaint du Bray een heruitgave van Murners logisch kaartspel, bezorgd door Jean Balesdens en blijkens de ‘Conclusio operis’ gebaseerd op B.Ga naar voetnoot45 De titel ervan, Chartiludium logicae seu Logica Poetica, vel Memorativa, | |
[pagina 19]
| |
komt, vreemd genoeg, sterk overeen met die van de eerste, Krakówse druk.Ga naar voetnoot46 Balesdens heeft het logicadeel van de tekst voorzien van enkele aantekeningen en een verklaring geboden van de symbolen die Murner als kaartkleuren heeft gebruikt. Zijn inleiding is interessant, omdat hij bij de lezer belangstelling wil wekken voor Murners Logica door het boek te presenteren als een alleen voor ingewijden bestemd werk, in de traditie van de geheime, hiëroglyfische literatuur. In de secundaire literatuur draagt de editie van 1629 soms de titel Chartiludium grammaticae & logicae.Ga naar voetnoot47 De fout gaat misschien terug op een passage in Epistolae obscurorum virorum, deel II, ep. 3: ‘Ze zeggen dat hij [Murner] kaarten maakt, en dat degenen die met die kaarten spelen, grammatica en logica leren.’Ga naar voetnoot48 Waarschijnlijk heeft iemand gedacht dat ‘Institute’ in de titel van het juridisch kaartspel staat voor Priscianus' Institutiones (grammaticae) in plaats van Justinianus' Institutiones. Voor zover wij weten zijn dit alle uitgaven die er van Murners kaartspel zijn verschenen. M.N. Young maakt in zijn Bibliography of memory (Philadelphia en New York 1961), een werk dat, om met Murner te spreken, meer fouten heeft dan een panter vlekken, als enige melding van een editie uit 1531. Liebenau noemt in 1913 een Straatsburgse druk uit 1518, die evenmin ergens anders wordt vermeld; misschien is hier sprake van verwarring met Murners Chartiludium Institute, dat in datzelfde jaar in Straatsburg verscheen.Ga naar voetnoot49 In de meest recente algemene publicatie over Murner wordt verder gerept van een uitgave verschenen te Brussel aan het begin van de zeventiende eeuw, een vermelding die echter waarschijnlijk teruggaat op een achttiende-eeuwse misvatting.Ga naar voetnoot50 Zo beweert J.P. Niceron in een opstel over Jean Balesdens in 1733 over het logisch kaartspel: ‘L'Ouvrage de Turner [sic] a été imprimé pour la premiere fois à Bruxelles par Thomas Vandvot l'an 1609, in-8o’.Ga naar voetnoot51 De fouten in de naam van de uitgever en in de aanduiding van het formaat zijn vermoedelijk een gevolg van het feit dat Niceron alleen bekend was met de Parijse editie van Balesdens uit 1629. In deze uitgave in octavo-formaat werd de ‘Conclusio operis’ van B integraal overgenomen, inclusief het jaar van uitgave en de uitgeversnaam, die verkeerd is weergegeven als Vandvoot. | |
[pagina 20]
| |
Het hier vermelde jaartal 1509 is door Niceron blijkbaar beschouwd als een verschrijving voor 1609, of hij zelf heeft zich verschreven. Dezelfde fouten (‘Vanduot’, ‘1609’, ‘8o’) zijn te vinden in de titelbeschrijving die Murners eerste biograaf G.E. Waldau geeft in 1775.Ga naar voetnoot52 | |
De tweede druk: Brussel of Straatsburg?De overeenkomsten tussen de Brusselse en de Straatsburgse uitgave maken het zeer waarschijnlijk dat de ene uitgave direct afhankelijk is van de andere. Maar welke connecties bestonden er tussen Kraków, Brussel en Straatsburg, tussen Murner, Vander Noot en Grüninger? Ondanks de aandacht die het logisch kaartspel in de loop der tijd heeft gekregen, is deze kwestie in de literatuur over het onderwerp tot nog toe vrijwel niet behandeld of zelfs maar opgemerkt. De enige die expliciet op de relatie tussen de drie eerste drukken ingaat, is de Vander Noot-kenner Herman Pleij. Hij zegt er het volgende over: Deze methode,Ga naar voetnoot53 gebaseerd op de afbeeldingen van paginagrote ‘speelkaarten’ vol symbolen, was in 1507 te Kraków op de Europese markt gepresenteerd en had meteen voor veel opschudding gezorgd. Het pleit voor Thomas'Ga naar voetnoot54 ondernemingszin dat hij zoals hier voortdurend oog heeft voor internationale successen die hij ter plaatse kan verbinden met een specifieke doelgroep. Daarbij is eveneens typerend dat hij niet alleen de enorme verzameling houtblokken in handen weet te krijgen, maar dat hij deze na gebruik nog sneller weet te slijten aan de Straatburgse drukker Johann Grüninger, die in datzelfde jaar nog met een eigen editie komt, namelijk op 29 december: Thomas sloot de zijne af op 28 augustus. Deze drukker behoorde ongetwijfeld tot Thomas' relaties, die hij op zijn leerzame grand tour opdoet. Kennelijk is Straatsburg een van de andere steden die hij in het algemeen noemt in verband met zijn leertijd. Ook een drietal verdere producties verraadt contact met deze Grüninger.Ga naar voetnoot55 Eerst een kanttekening bij de opmerkingen over de Krakówse druk. Hoewel Pleij een andere indruk wekt, weten we in feite helemaal niets over de receptie van die eerste druk. Als er in de beschikbare bronnen iets blijkt van ‘opschudding’ in verband met het logisch kaartspel, dan gaat het over de verdenking dat Murner zich bij zijn onderricht in Kraków bediend zou hebben van magische praktijken. Eén bron rept daarover, en dat is het al genoemde ‘Testimonium’ van Johannes van Glogau. Daaruit blijkt dat de verdenking dat Murner bij zijn onderwijs gebruik zou | |
[pagina 21]
| |
hebben gemaakt van magie, was opgekomen door het ongekende succes van zijn onderwijs: zelfs de groentjes onder de studenten, die van logica nog niets wisten, bleken de stof binnen een maand van buiten te kennen. Op verzoek van de raad van magistri van de universiteit van Kraków had Johannes daarop een onderzoek ingesteld naar Murner en zijn onderwijsmethode. Murner werd gesommeerd zijn methode aan hem en enkele andere vertegenwoordigers van de universiteit te demonstreren. Het gezag van de universiteit van Kraków was vermoedelijk bijzonder gevoelig voor alles wat maar zweemde naar magie, omdat de universiteit nog altijd de reputatie had de magische kunsten welgezind te zijn.Ga naar voetnoot56 Zo zou Melanchthon ene Faustus hebben gekend die zich in Kraków in de magie had bekwaamd, ‘zoals ze daar vroeger intensief werd beoefend’.Ga naar voetnoot57 Daar kwam bij dat Murner zijn studenten had laten zweren twee jaar lang het stilzwijgen te bewaren over zijn spel,Ga naar voetnoot58 wat het uiteraard alleen maar meer verdacht maakte. De geheugenkunst in het algemeen werd echter wel vaker geassocieerd met magie, in het bijzonder met de ars notoria, een kunst die de beoefenaar ervan in staat stelde een demon te dwingen hem de kennis te geven die hij wilde hebben.Ga naar voetnoot59 Het feit dat beide kunsten gebruik maakten van afbeeldingen, droeg er ook toe bij dat de ene met de andere geassocieerd en zelfs wel verward werd. Om nu zonder deze achtergrond te schetsen te beweren dat Murners eerste druk voor veel opschudding had gezorgd, is enigszins misleidend, want Pleij lijkt daarmee te willen suggereren dat het boek een commercieel succes was. Het is bovendien onjuist: de opschudding vond immers plaats enkele jaren vóórdat het werk ter perse werd gelegd. Er is niets waaruit valt af te leiden dat de eerste druk een internationaal succes was; zoals gezegd wist Murner zelf waarschijnlijk niet eens van het bestaan ervan en het feit dat er geen enkel exemplaar is overgeleverd zou kunnen duiden op een geringe verspreiding van deze uitgave. Evenmin zijn er gegevens die er op wijzen dat Vander Noot voor zijn uitgave gebruik zou hebben gemaakt van de houtblokken uit Kraków. Dat is ook onwaarschijnlijk: als het waar is dat Murner niet op de hoogte was van het bestaan van de eerste druk, dan moeten voor de druk waarbij hij wel betrokken was en waarvoor hij in 1508 een proloog schreef, nieuwe houtsneden zijn vervaardigd. Daaruit volgt overigens ook dat de uitvoering van de afbeeldingen in de eerste druk verschillend moet zijn geweest van die in de latere uitgaven.Ga naar voetnoot60 | |
[pagina 22]
| |
Hoe zit het nu met de tweede druk? Volgens Pleij ging het initiatief daartoe uit van Thomas vander Noot, die de houtblokken vervolgens doorverkocht aan Grüninger; S zou dus afhankelijk zijn van B. Een dergelijke voorstelling van zaken roept echter nogal wat vragen op. Zo stelt Pleij dat Grüninger en Vander Noot meer dan eens contact hebben gehad met elkaar, maar uit de bronnen die hij daarvoor aanvoert, blijkt alleen dat een aantal werken door beide uitgevers werd gepubliceerd; daaruit kan niet worden geconcludeerd dat beiden rechtstreeks met elkaar zaken hebben gedaan.Ga naar voetnoot61 Van Vander Noot wordt, in algemener verband, gezegd dat hij wel eens materiaal zoals houtblokken leende van andere uitgevers.Ga naar voetnoot62 Daar staat echter tegenover dat Grüninger kennelijk niet graag zijn materiaal afstond aan andere uitgevers, terwijl hij er overigens zelf geen probleem mee had andermans uitgaven zonder toestemming na te drukken (zoals in het geval van Reisch' Margarita philosophica).Ga naar voetnoot63 Verder spreekt geen enkele bron over een verblijf van Murner in Brussel en er zijn geen gegevens bekend waaruit valt op te maken dat hij in direct contact heeft gestaan met Vander Noot. Grüninger daarentegen was een plaatsgenoot van Murner. Eerstgenoemde had zich in 1482 in Straatsburg gevestigd; Murner was er vlakbij, in Obernai, geboren, had in Straatsburg de school van de franciscanen bezocht en was er tijdens en na zijn studiejaren regelmatig voor korte of langere tijd teruggekeerd. In die stad hadden al eerder, bij andere uitgevers, boeken van Murner het licht gezien en verscheen in 1509 Murners De augustiniana hieronymianaque reformatione poetarum (bij J. Schott). Tussen 1514 en 1522 gaf Grüninger negen Duitstalige oorspronkelijke werken van Murner en twee vertalingen van zijn hand uit.Ga naar voetnoot64 De Straatsburgse connectie wordt bovendien bevestigd door het feit dat als corrector in zowel de Brusselse als de Straatsburgse editie de Straatsburgse arts Johannes Adelphus Muling wordt genoemd, van wie we weten dat hij vaker voor Grüninger werkte.Ga naar voetnoot65 Verder bevatten beide edities twee houtsneden die ook voorkomen in zowel een eerdere als een latere Straatsburgse uitgave van Grüninger (zie afb. p. 23). En ten slotte worden de houtsneden van de Logica memorativa door kenners van de laatmiddeleeuwse, | |
[pagina 23]
| |
a ‘Typus Logice’ uit Grüningers uitgave van Murners Logica memorativa. (Den Haag, KB: 227 F 21).
b ‘Typus Logice’ uit Grüningers uitgave van Reisch' Margarita philosophica. Straatsburg 1508. (Den Haag, KB: 227 F 26).
In zijn uitgave van Murners Logica memorativa nam Grüninger een allegorische voorstelling van de logica op (afb. a) die, zoals bij nauwkeurige vergelijking blijkt, is afgedrukt van dezelfde houtblokken die oorspronkelijk waren gesneden voor zijn Straatsburgse editie uit 1504 van de Margarita philosophica van Gregor Reisch. Om de afbeelding van de ‘Typus Logice’ geschikt te maken voor opname in Murners Logica memorativa, waarvan het formaat iets smaller is, is links een stuk van het blok afgezaagd. In Grüningers uitgave van de Margarita philosophica uit 1508 is de afbeelding nog compleet (afb. b), in een uitgave uit 1515 ontbreekt, net als in de Logica memorativa, links een gedeelte. | |
[pagina 24]
| |
vroegmoderne gravurekunst als Paul Kristeller en Moriz Sondheim geclassificeerd als typische producten uit de werkplaats van Grüninger.Ga naar voetnoot66 Ondanks deze gegevens, die eerder naar Straatsburg dan naar Brussel als plaats van de tweede druk wijzen, lijkt Pleij een goed argument in handen te hebben voor zijn veronderstelling dat Vander Noot de tweede editie van de Logica memorativa heeft verzorgd. Het gaat om de drukdata zoals die in beide werken worden genoemd. Thomas sloot zijn uitgave af op 28 augustus en Grüninger kwam vervolgens nog in hetzelfde jaar, namelijk op 29 december, met een eigen editie - aldus Pleij. Deze interpretatie van de gegevens uit de beide colofons is echter niet correct. Pleij ziet over het hoofd, en met hem, voor zover wij hebben kunnen constateren, vrijwel alle Murner-specialisten en bibliografen die het werk beschreven hebben,Ga naar voetnoot67 dat Grüninger zijn druk dateert als ‘Anno a cristi salvatoris nativitate MDIX’ (cursivering MS & PT). Grüninger hanteert bij zijn datering met andere woorden de zogenaamde ‘nativiteits-’ of ‘kerststijl’, die in Straatsburg in Murners tijd nog gebruikelijk was: men rekende een nieuw jaar niet vanaf 1 januari, zoals in de zogenaamde circumcisiestijl gebruikelijk is, maar vanaf Kerstmis.Ga naar voetnoot68 Meestal levert dat in de jaaraanduiding geen verschil ten opzichte van de circumcisiestijl op, maar in die gevallen waarin de kerststijl gecombineerd wordt met een datum tussen 25 december en 1 januari valt het jaar van publicatie teruggerekend naar de circumcisiestijl een jaar eerder.Ga naar voetnoot69 Dat nu is precies het geval met Grüningers editie van de Logica memorativa, die hij volgens eigen zeggen afsloot ‘op de dag van de heilige Thomas van Canterbury [= 29 december] in het jaar 1509 sinds de geboorte van Christus de Verlosser’. Volgens de circumcisiestijl, dat wil zeggen volgens de tegen- | |
[pagina 25]
| |
woordig gebruikelijke jaarstijl, moet Grüningers uitgave van Murners Logica memorativa derhalve gedateerd worden op 29 december 1508 - waarmee overigens ook is verklaard waarom Murner zijn proloog tot het werk al in dat jaar schreef.Ga naar voetnoot70 De uitgave van Thomas vander Noot verscheen acht maanden later, in augustus 1509.Ga naar voetnoot71 Het initiatief tot de vervaardiging van de tweede druk is waarschijnlijk uitgegaan van Murner. Nadat hij door de universiteit van Kraków was gedwongen zijn methode te onthullen, had geheimhouding geen zin meer. Dat hij het boekje niet meteen publiceerde, kan misschien verklaard worden uit de kritiek die zijn andere, juridische educatieve kaartspel in diezelfde tijd, rond 1502, had opgewekt: de verbinding van iets hoogstaands als het recht met iets verwerpelijks als het kaartspel, werd met name door de kring van humanisten rond Wimpfeling hard en publiekelijk veroordeeld.Ga naar voetnoot72 In 1508 was de strijd, waarin deze kwestie een rol speelde, geluwd. Mogelijk hebben de lof die Murner in Kraków kreeg toebedeeld van de zijde van Johannes van Glogau, een autoriteit op het terrein van de logica, en het recente succes dat hij met zijn kaartspel geboekt had bij zijn studenten in Freiburg, bij Murner de hoop gewekt dat hij met de publicatie ervan academisch aanzien en roem zou kunnen verwerven. Dat hij voor de uitgave contact heeft gezocht met Grüninger, zijn plaatsgenoot, kan misschien een verklaring vinden in het feit dat deze met zijn uitgave van de Margarita philosophica van Reisch blijk had gegeven van belangstelling voor artesliteratuur. Bovendien stond Grüninger bekend om zijn geïllustreerde uitgaven en had hij eigen graveurs in dienst. | |
De uitgave van Vander NootHoe kwam Vander Noot tot zijn uitgave? Was er inderdaad contact tussen Vander Noot en Grüninger over Murners Logica memorativa, zoals Pleij beweert, maar dan in de omgekeerde richting en kocht of leende Vander Noot de door Grüninger gebruikte houtblokken? Dat blijkt niet het geval. Alleen al het feit dat B niet de ‘Modus practicandi’ bevat, | |
[pagina 26]
| |
doet vermoeden dat B in ieder geval buiten medeweten van Murner tot stand is gekomen. Het is weinig aannemelijk dat hij eerst tijdens de drukgang van S het bij nader inzien verstandig acht een hoofdstuk toe te voegen, om de ‘tragen van geest’ wat meer duidelijkheid te bieden, en later, wanneer hij betrokken raakt bij de vervaardiging van een nieuwe editie, besluit dit hoofdstuk toch maar weer weg te laten. De inconsistenties in het werk die Murner zelf aan het eind van het boek signaleert, zijn noch in S, noch in B gecorrigeerd.Ga naar voetnoot73 Overigens blijkt Vander Noot de tekst van S onkritisch en slordig te hebben overgenomen: de Brusselse druk bevat vrijwel alle fouten van de Straatsburgse plus nog een aantal extra.Ga naar voetnoot74 Om een indruk te geven: het inleidend gedeelte - ‘Prologus’, ‘Exordium’, ‘Noticia tractatuum’ en ‘Modus ludendi’ - bevat in S twee fouten, in B veertien (spellingvarianten niet meegerekend). Doorslaggevend is echter dat een nauwkeurige vergelijking van de afbeeldingen van B met die van S aantoont dat Vander Noot de houtblokken voor zijn editie niet van Grüninger heeft overgenomen. De overigens minimale afwijkingen tussen de houtsneden in beide uitgaven zijn van dien aard dat geconcludeerd mag worden dat de afbeeldingen van S zijn overgetrokken op nieuwe houtblokken ten behoeve van B.Ga naar voetnoot75 Zo zijn er kleine verschillen in de lengte, positie en richting van arceringslijnen en van de lijnen die gras, takkenbossen, zonnestralen of een paardenstaart moeten suggereren (zie afb. p. 8). Ook zijn er verschillen in vorm en positie van de cijfers die in de afbeeldingen staan. Sommige verschillen zijn duidelijk te wijten aan de activiteit van het overtrekken van de afbeeldingen: enkele grillige kronkellijnen in S hebben in B meer afgeronde vormen (de lijnvoering is in B in het algemeen wat strakker en regelmatiger dan in S); waar de arcering van S bestaat uit twee lijnen die min of meer in elkaars verlengde liggen, maar elkaar net niet raken, is de arcering van B opgebouwd uit doorlopende lijnen; in B ontbreken, vergeleken met S, beneden op de vierde afbeelding van het eerste traktaat twee bloemetjes en beneden op de derde afbeelding van het zesde traktaat twee stenen. Zodoende staat het vast dat Vander Noot, wiens ongeveer 40 uitgaven grotendeels met houtsneden en dan meestal met nieuw vervaardigde houtsneden zijn verlucht, ook voor zijn uitgave van Murners Logica memorativa de zogenoemde ‘Meester van Thomas vander Noot’ of een andere graveur aan het werk heeft gezet.Ga naar voetnoot76 Deze heeft de 53 ingewikkelde afbeeldingen nauwgezet en zeer vaardig nagesneden. Dat Vander Noot een dergelijke kostbare productie realiseerde binnen acht maanden na de publicatie van het Straatsburgse origineel zegt zowel iets over de besluitvaardigheid van de Brusselse drukker als over de hoge verwachtingen die hij moet hebben gehad van deze uitgave. |
|