Ten geleide
Begin 1988 leed onze kamer een zwaar verlies: haar toegewijde archivaris Victor Speeckaert overleed op 7 januari, bijna tweeëntachtig jaar oud.
Gedurende meer dan een halve eeuw heeft hij wel en wee van zijn geliefde Fonteine meegemaakt, haar rechten verdedigd tegen hen die ze wilden aanvechten, liefdevol gewaakt over haar archief en het initiatief genomen tot de publikatie van een geschiedkundig en letterkundig Jaarboek, waarvan thans het achtentwintigste boekdeel verschijnt.
Weer werden kenners en specialisten bereid gevonden soms uitgebreide bijdragen te leveren over de geschiedenis van de kamers van de 15de eeuw af tot een heel recent verleden en wordt aandacht gevraagd voor de rederijkersliteratuur in de brede zin van het woord in de 16de, 17de en 18de eeuw. De lijst van de thans nog werkende kamers achteraan laat zien hoe de rederijkerstraditie in de Nederlanden levendig is gebleven.
Hadden wij het verlies te betreuren van archivaris Speeckaert, die verder in dit Jaarboek wordt herdacht, dan kunnen we toch ook mededelen dat Dr. Waterschoot en Dr. Coigneau werden opgenomen in de Raad van De Fonteine en in de redactie van haar Jaarboek waaraan ze in de voorbije jaren zo dikwijls hun medewerking hebben verleend.
Ten slotte kunnen we mededelen dat Dr. Herman Pleij, hoogleraar te Amsterdam, heeft aanvaard Dr. P.J. Meertens, in 1985 overleden, als corresponderend bestuurslid van onze Kamer te vervangen. Ook hij is voor de lezers van ons Jaarboek en ook voor de deelnemers van de twee mede door De Fonteine georganiseerde colloquia geen onbekende: op 24 mei 1975 sprak hij over ‘Geladen vermaak. Rederijkerstoneel als politiek instrument van een elitecultuur’ en op 24 november 1983 hield hij een niet minder opgemerkte rede over ‘Liefde en Fortuna bij de “Bourgondische” rederijkers van de vijftiende eeuw, in het bijzonder n.a.v. Vanden drie Blinde Danssen uit 1482’, waarvan de omgewerkte tekst in de Annalen van het Colloquium (Jaarboek van ‘De Fonteine’ 1984) werd gepubliceerd onder de titel ‘De laatmiddeleeuwse rederijkersliteratuur als vroeg-humanistische overtuigingskunst’.
DE REDACTIE