nieuwende en maatschappijkritische tendensen. Van Gansbeke stelt dat laboratoriumwerk onbevooroordeeld dient te worden gesteund, ook al zouden de voorstellingen zelf (voorlopig) niet zo goed zijn.
Theaterkritiek heeft, tenslotte, een educatieve functie ten opzichte van het publiek: de krant, en dus ook de theaterkritiek, heeft een pedagogische taak (De Roeck); de recensent moet proberen de mensen naar het theater te brengen, maar moet anderzijds het publiek kritisch maken (Van Gansbeke); de kritiek heeft tot taak de publiciteit rond bepaalde produkties te doorprikken (Van Gansbeke) en het publiek ervan bewust te maken dat bepaalde genres of bepaalde produkties - vaak op subtiele wijze - worden gepromoveerd (Mortier).
Onzekerheid over de impact van de theaterkritiek komt bij alle sprekers tot uiting. Er wordt herhaaldelijk op gewezen dat die impact moeilijk te controleren is, omdat er onvoldoende gegevens zijn. Het zou trouwens erg moeilijk zijn om de factor theaterkritiek nauwkeurig af te grenzen van alle andere variabelen (Meuleman).
Impact van de theaterkritiek wordt door de meeste sprekers geïnterpreteerd als invloed van de recensie op de zaalbezetting. In dat verband wordt er van alle kanten op gewezen dat produkties met een unaniem gunstige kritiek vaak weinig publieke belangstelling krijgen, terwijl produkties met een slechte kritiek soms volle zalen trekken. De invloed van de kritiek op de zaalbezetting is dus relatief en niet voorspelbaar. De verklaring die hiervoor wordt gegeven is dat zaalbezetting het resultaat is van een hele reeks factoren, gaande van publiciteit en mondreklame tot weersomstandigheden en voetbal op de televisie. Kolk wijst er bovendien op dat de oplage van een krant meespeelt in het ernstig nemen van de recensie en dus ook in de mogelijke impact van die recensie.
Andere vormen van impact van theaterkritiek worden o.a. door De Roeck gesignaleerd: er is wel degelijk enige feedback naar de theatermakers en er zijn reacties bij de lezers. Van Gansbeke wijst op het verschijnsel dat organisatoren (in de receptieve sector) vaak beslissen op grond van recensies zonder de opvoering te hebben gezien. Kolk voegt eraan toe dat de theaterkritiek een invloed kan hebben op de subsidiëring, bijv. door bepaalde initiatieven ‘dood’ te zwijgen: waar niet over geschreven wordt, bestaat niet. Mortier legt een verband tussen het gebrek aan impact van de theaterkritiek en het lage algemene culturele niveau