Ten geleide
Dank zij de steun van de Gentse Rijksuniversiteit kon op woensdag 23 en donderdag 24 november 1983 in het auditorium van ‘Het Pand’ in Onderbergen 1, een colloquium worden gehouden over ‘Liefde en Fortuna in de Nederlandse letteren van de late middeleeuwen’. Het was ingericht door de Seminaries voor Nederlandse Literatuurstudie en Middelnederlands (directeur: Prof. A. van Elslander) in samenwerking met de Gentse Kamer ‘De Fonteine’.
Na een inleidend woord van de voorzitter sprak prof. W. Prevenier (Rijksuniversiteit Gent), mede namens zijn medewerkers Mevr. Thérèse de Hemptinne en Marc Boone, in de namiddag van 23 november over ‘Huwelijk, liefde en sociale mobiliteit in de late middeleeuwen’. Na de koffiepauze volgde een referaat van Joris Reynaert, werkleider bij het Seminarie voor Middelnederlands aan de R.U.G., die ook als verslaggever van het colloquium fungeerde, over ‘De liefdeslyriek in het Gruuthusehandschrift’. Vervolgens kwam A.M.J. van Buuren, wetenschappelijk hoofdmedewerker aan het Instituut De Vooys te Utrecht, aan het woord. Als titel van zijn lezing had hij vers 2381 van het Tweede Boek van Der Minnen Loep van Dirc Potter gekozen: ‘Die minne staet op avontuer’. Een levendige discussie sloot deze eerste dag af van het colloquium, dat door talrijke belangstellenden uit Vlaanderen en uit Nederland werd bijgewoond.
In de voormiddag van 24 november kwamen eveneens drie sprekers aan de beurt. Als eerste nam Herman Pleij het woord, die het jaar tevoren benoemd was tot hoogleraar in de historische Nederlandse letterkunde te Amsterdam en die, zoals de voorzitter er aan herinnerde, op 24 mei 1975 eveneens te Gent, een opgemerkte rede had gehouden op het colloquium ‘Toneel en muziek in de rederijkerstijd’. Na de uiteenzetting van Prof. Pleij, over ‘Liefde en fortuna bij de 'Bourgondische' rederijkers van de 15de eeuw, in het bijzonder n.a.v. Van de drie Blinde Danssen uit 1482’, volgden nog lezingen door Z.W.O.-medewerkster Mevr. J.E. van Gijsen en, na de koffiepauze, door Dirk Coigneau, eerstaanwezend assistent bij het Seminarie voor Nederlandse Literatuurstudie (R.U.G.). Ze handelden respectievelijk over: ‘De Spiegel der Minnen: sterren en strekking’, en over: ‘Liefde en lichaams-