| |
| |
| |
Een brief van Hippoliet Van Peene aan het Gentse Stadsbestuur door Paul de Keyser
Het archief van de stad Gent bewaart onder zijn menigvuldige bescheiden (B3 nota's van V. Vander Haeghen) een eigenhandig geschreven brief van Hippoliet Van Peene, geheimschrijver van de Koninklijke Maatschappij Broedermin en Taelijver, gedagtekend 26 juli 1853. Afmetingen: 265 mm hoog bij 210 mm breed, geschreven op Engels papier, merk Bath.
Deze brief luidt als volgt:
Koninklijke Maetschappij
Broedermin en Taelijver
Gent, den 26 July 1853
Den Heeren Burgemeester en
Schepenen der Stad Gent
Mijne Heeren,
Onze maetschappij wenschende deel te nemen in de nationale feesten welke op 31 der aenstaende maend, hier ter stede ter gelegenheid van het huwelijk van Z.K.H. den hertog van Braband, zullen gevierd worden, heeft besloten eene buitengewoone gelegenheidsvertooning te geven voorgegaen door de vorstelling van een overgroot levendig tafereel, verbeel-(d)ende de Stad Gent, omringd van al de doorluchtige mannen en vrouwen die van de vroegste tijden tot den huidigen dag Vla(a)nderen door kunsten, wetenschappen, krijgskunde of politiek verheerlijkt hebben, de Koninklijke Famielje binnen hare muren verwelkomende.
De uitvoering van dit project dat den Volke eene der voornaamste bladzijden zijner geschiedenis zou voordragen en dat reeds de goedkeuring van al de dagbladen niet alleen van Gent maar van andere steden verworven heeft, vereischt groote onkosten en om die alleen te dragen zijn de middelen onzer Maetschappij ontoereikend. Wij nemen dus de Vrijheid, Mij- | |
| |
ne heeren, op de fondsen voor de feesten bestemd UE eene toelage van 500 fr. te vragen, ons verbindende de gelegenheidsvertooning en de voorstelling van het Tafereel kosteloos voor het Volk te geven.
Zoo U tegen al verwachting besloten had de kostelooze vertooningen, die bij de Stadsfeesten telkens zulke goede uitwerking maken, buiten het programma te sluiten, zijn wij bereid de vertooning voor eigene rekening te geven met eenen kleinen ingangsprijs van 25 centimen ten voordele van den Arme, U verzoekende in dit geval slechts eene somme van 200 fr. voor de uitvoering van het Tafereel en ons verbindende voor de somme U 250 kaarten met verminderden ingangprijs over te leveren.
Hopende dat U de Vlaemsche bevolking in de gelegenheid zult stellen eenen aangenamen en leerzamen avond door te brengen, noemen wij ons, met alle achting,
Uw gehoorzame en onderdanige Dienaren
Op bevel
De geheimschrijver
Van Peene - Md
De Ondervoorzitter
L. Fezant
Welke waren die nationale feesten, die op 31 augustus zouden plaats hebben, waarvan sprake in de brief? Het waren geen feesten ter gelegenheid van het huwelijk van Z.K.H. de hertog van Brabant, althans niet in de eerste plaats, maar feestelijkheden ter gelegenheid van het bezoek van de Koning, Leopold I, vergezeld van de Koninklijke familie, o.a. van het jonge paar de erfprins, Leopold en zijn gemalin, de aartshertogin Maria-Hendrika van Oostenrijk. Deze laatsten werden op 22 augustus te Brussel in den echt verenigd en door heel het land heerste grote geestdrift over deze heugelijke gebeurtenis. De dagbladen van die tijd, ook de Gazette van Gent, wijden lange beschrijvingen over de aankomst van de bruid, het schitterend onthaal in de steden langs de weg, de ‘ijzeren weg’ van de oostelijke grens naar Brussel, het burgerlijk huwelijk op het Brussels Stadhuis en het kerkelijk huwelijk in Sinter-Goedele, de recepties en de banketten aan het hof te Brussel. Koning Leopold besloot heel het land te laten delen in de feestvreugde en kondigde het bezoek van de Koninklijke familie aan de voornaamste steden aan. Overal richtte men luisterrijke ontvangsten en grootse, ook historische stoeten in. Het koninklijk bezoek
| |
| |
begon met Brugge, waar een historische stoet uitging, men deed ook op een namiddag de koningin der badsteden, Oostende, aan, daarna was het de beurt aan Gent, vervolgens Antwerpen, Luik en Namen.
Het programma te Gent voorzag een stoet, banketten, een algemene verlichting en een eerste steenlegging van de St.-Anna-kerk. Het ongeluk wou dat het weder gedurende dat einde van augustus nogal ongunstig was, de regen bekoelde echter noch de nieuwsgierigheid, noch de geestdrift. Op 23 augustus had een storm, gevolgd door een windhoos, veel verwoestingen aan daken, schouwen en bomen te Gent en omstreken aangericht. De stoet te Gent onder een opklaring begonnen, de aanvankelijk gesloten gala-rijtuigen werden tot grote vreugde van het volk geopend, werd tijdens de rit door de versierde straten der stad gestoord door een regenbui.
Een Engel moest in de Brabantdam vanuit de hoogte bloemen werpen in het rijtuig van Leopold en Maria-Hendrika, maar door een rukwind kwamen de bloemen in het rijtuig van de Graaf van Vlaanderen terecht. De stoet bestond uit 15 groepen: 1. trompetters en keteltrommelaars van de stad, 2. muziek van het regiment kurassiers, 3. twee pelotons kurassiers, 4. maatschappijen van de stad, 5. twee pelotons pompiers met muziek, 6. het gilde van St. Antone, 7. het gilde van S. Joris, 8. het gilde van S. Sebastiaan, 9. het gilde van S. Michiel, 10. de Koninklijke Maatschappij van Rhetorika (de Fonteine en Broedermin en Taelijver), 11. bataillon Burgerwacht, 12. Overheden, 13. Rijtuigen van Z.M. de Koning en van de Koninklijke familie, 14. Ruiterij der Burgerwacht, 15. twee pelotons kurassiers.
's Avonds was de verlichting algemeen. De lokalen van de voornaamste Maatschappijen waren met ‘transparanten’ versierd. Broedermin en Taelijver hadden hun krachten met de Melomanen, die met andere grote Koormaatschappijen van de stad, kantaten en koren uitvoerden, verenigd en de gevel van de Minardschouwburg met een groot ‘transparant’ laten opsmukken. De schilder ervan was J. De Vriendt, die samen met andere schilders aan verschillende triomf- en erebogen had gewrocht. We kennen het onderwerp van de ‘transparant’ van J. De Vriendt niet, maar het zou ons niet verwonderen dat het moet gezweemd hebben naar de beknopte beschrijving van het tafereel ons door Van Peene in zijn schrijven aan het Stadsbestuur geschetst: de stad Gent, omringd van al de doorluchtige mannen en vrouwen, die van de vroegste
| |
| |
tijden tot de huidige dag Vlaanderen door kunsten, wetenschappen, krijgskunde of politiek hebben verheerlijkt.
In de Gazette van Gent van 2 september 1853 wordt vermeld dat al de opschriften voor de huizen in het Vlaams waren. Vóór een huis op de Reep las de dagbladschrijver het volgende dichtje:
‘Ik ontsteke twintig keerskens meer of min
Voor den Hertog en de Herlogin,
Maer ik zal er wel duizend ontsteken,
Als hun kindeken Vlaemsch zal spreken’.
Hij voegt eraan toe: ‘Mogt de naïve verlichter eens in de gelegenheid gesteld worden zijne belofte te volbrengen!’
Van de voorstelling ‘van een overgroot levendig tafereel’ verbeeldende de stad Gent, omringd van al de grote Gentse mannen en vrouwen kwam blijkbaar niets in huis.
Noch de beschrijvingen van de feestelijkheden, noch de verslagen in de bewaarde Registers van ‘Broedermin en Taelijver’ gewagen van een dergelijke verwezenlijking. De stad zal waarschijnlijk niet ingegaan zijn op Van Peene's voorstel. In het Kasboek over het toneeljaar 1853-54 vond ik wel een (3e) vertoning op 30 augustus met ‘De Kinderen van Eduaerd’ en ‘De Weerwolf’. Op 2 augustus staat er een post geboekt: Stedelijke subsidie 1.000 fr. De vroede heren van het Stadsbestuur zullen gevonden hebben dat het al welletjes was. Trouwens op 13 december 1853 bleef er in kas van de Ontvanger (H. Van Peene) de somme van fr. 1239,76 - voor die tijd een bedrag dat voor een toneelmaatschappij aanzienlijk mag genoemd worden, de ‘ontoereikende middelen’ van de brief ten spijt.
Op 30 augustus wordt het frankeren van het adres aan de hertog van Brabant verantwoord (0,65 fr.) en verder de som gespendeerd aan de ‘transparant’ van J. De Vriendt: voor het maken en het schilderen van eenen transparant 50 fr., rekening van Van Galle voor het plaetsen van denzelven 4.50 fr.
Ging het voorstel van het ‘tableau vivant’ niet door, de prijskamp voor een dichtstuk: wedstrijd van een huldedicht aan Leopold en Maria-Hendrika, uitgeschreven door ‘Broedermin en Taelijver’, had een onverhoopte grote bijval. In het Register op de datum van 20 augustus 1853 geeft de ‘geheimschrijver’ Hippoliet Van Peene verslag over de ingekomen dichtstukken van de kampstrijd: ‘Het getal beloopt tot 26 waeronder zes in de fransche
| |
| |
taal opgesteld. Door dwaling hebben de fransche schrijvers gemeend aan deze kampstrijd te mogen mededingen, doch om niet één Belg uit de hulde te sluiten welke iedereen aen de gelukkige Echtgenoten wenscht te bewijzen, besluit de maetschappij eenen eenigen prijs aen het beste fransche dichtstuk toe te wijzen.’
De Gazette van Gent van 24 augustus 1853 deelt de namen der ‘regters’ voor de beoordeling der huldedichten mede: voor de Vlaamse de hh. Snellaert, Rens en Van Duyse, voor de Franse de S. Genois, Van Duyse, Edm. De Busschere.
Reeds vroeger (op 10 juli 1853) waren de prijzen (eremetalen) vastgesteld geworden: 1. ‘Een zilveren verguld eermetael met het afbeeldsel der Konings (geschenk van het Gouvernement) wordt als eerste prijs uitgeloofd aan het dichtstuk van niet meer dan zestig verzen voor onderwerp hebbende de gelukkige Echtverbintenis’; 2. ‘Een zilveren eermetael met hetzelfde afbeeldsel als tweede prijs’.
In de Gazette van Gent van 28 augustus 1853 wordt de uitslag van de prijskamp wel medegedeeld doch zonder vermelding van de namen der prijswinnaars: 1e prijs Dichtstuk no 18 met zinspreuk: ‘La ville de Gand encourage l'industrie, les sciences et les arts’, 2e prijs Dichtstuk no 17 met zinspreuk: Wat zullen er dichtjes gemaekt worden!’, onderscheiding no 4 Frans stuk met zinspreuk: ‘Il saura qu'aux jours où nous sommes etc. (Lamartine)’. In het Kasboek staan geboekt:
port van brieven der Prijswinnaers |
0,50 fr. |
graveren en vergulden der eermetalen |
11, - fr. |
brievenport aangaende de prijsdeling |
0,50 fr. |
Werken van Tollens voor eenen prijswinnaer |
8, - fr. |
In de verslagboeken wordt echter niet gerept noch over de vertoning, noch over de ‘prijsdeling’, maar opnieuw in de Gazette van Gent van 4 sept. 1853 verschijnt een uitvoerig verslag van de vertoning, men speelde niet ‘De Kinderen van Eduaerd’, noch ‘De Weerwolf’, maar 1. ‘De Dragonder van Latour’, een gelegenheidsstukje van H. Van Peene, 2. De Jonge driftige Vrouw (in de verslagboeken gewoonlijk De Kwaedaerdige Vrouw genoemd, zangspel waarin de Melomanen in meezongen. 3. Een man te trouwen. Is er dan toch een buitengewone voorstelling geweest op 31 augustus? Heel waarschijnlijk! De ‘Uitslag des prijskamps’ werd plechtig uitgesproken door Hippoliet Van Peene in het bijzijn
| |
| |
van de Voorzitter van Broedermin en Taelijver: de ‘wakkere’ Kolonel van Geert, tevens letterkundige. De winnaars waren:
1. | de Heer Lodewijk Billiet, van St. Nikolaes; |
2. | de Heer Renier Snieders, geneesheer te Turnhout; |
3. | de Heer Hendrik Claeys, van Somergem, ‘een zeer jeugdige letter-oefenaar’ (hij was 14 jaar oud). |
De schrijver van het Frans gedicht had zich niet bekend gemaakt. Het huldedicht van Lodewijk Billiet wordt geprezen als ‘een Vondeliaensch gedicht’, dat van Dr. R. Snieders als ‘een kort, maar krachtig vers’, dat van de jonge H. Claeys als ‘een lief eenvoudig, kinderlijk naïef dichtverhaal’. Hendrik Claeys kreeg geen eremetaal, maar de volledige dichtwerken van Tollens (in het kasboek werd het bedrag, hierboven vermeld, geboekt). Zijn onderwijzer van Zomergem was aanwezig. ‘Regter’ Van Duyse, die de feestrede uitsprak, richtte zich tot hem en sprak: ‘Meester Maertens, ik ken niemand in Belgien weerdiger dan gij om aen onzen jongen vriend dit boekgeschenk te overhandigen’. De dichtstukken hebben we tot nog toe niet kunnen achterhalen, maar we wanhopen niet ze eerstdaags terug te vinden.
Een laatste anecdote, die de tijdsgeest naar aanleiding van de brief van 26 juli 1853 folkloristisch, want behalve de romantischpolitieke en literaire atmosfeer is er ook een sociale achtergrond (het Gentse fabrieksvolk, dat vóór de Koning defileert op de Vrijdagmarkt: ‘Dàt zijn de mannen die we moesten winnen! Ver- zamelde gedichten, 3e uitgave, 1940, Weer iets voor den Almanak, blz. 75, het gedicht slaat echter op een volgend bezoek van Koning Leopold II aan Gent op 31 augustus 1856’ (van Julius Vuylsteke), helpt illustreren. We lezen in de Gazette van Gent van 31 augustus 1853: ‘Alle avonden, tusschen acht en negen uur, ontwaert men hier in het Westen de Steertster, waerop de heer Arago te Parijs eerst de aendacht geroepen heeft. Natuerlijk geeft dit verschijnsel aanleiding tot veel praets, onder andere zonderlinge dingen, hoort men onder het volk zeggen dat het geene gevaerlijke komeet is, daer zij haren steert naar boven draegt. Uit de samentreffing van het verschijnen dier goede ster met het huwelijk van den hertog van Brabant willen velen voor dezen prins eene gelukkige toekomst opmaken.’
Deze vergeten brief uit de bloeitijd van ‘Broedermin en Taelijver’, is de aanleiding geweest tot een kijkje in het kultureel leven
| |
| |
van onze stad nu meer dan honderd jaar geleden, waarin deze Kamer van Rhetorica nationale feesten opluisterde met deelneming aan stoeten, verlichting van haar lokaal: Minardschouwburg, dichtwedstrijden en, last, not least toneelopvoeringen met en zonder muziek en zang.
Bij de herleving van ‘Broedermin en Taelijver’ in de school der Melomanen mocht aan die bladzijde uit de glorietijd van het Gents toneelleven wel eens herinnerd worden. Zij verbindt het heden aan het verleden in de stellige verwachting dat uit het heden een nieuwe toekomst zal geboren worden tot heil van eigen volk door beoefening van de kunst van het woord in de Moedertaal, door ‘Taelijver’, en tot heil der Mensheid, tot vreedzame wedijver onder de volkeren, door ‘Broedermin’.
| |
[pagina t.o. 75]
[p. t.o. 75] | |
Mevrouw Van Peene, vermoedelijk in de rol van Lijsje in ‘Keizer Karel en de Berchemse Boer’.
|
|