der collectief, concentreert ze zich op maatschappelijke ontwikkelingen, problemen, conflicten en catastrofen zoals die zich in individuele levens voordoen. Nog altijd, net als in de tijd van Roland Holst, spreekt er uit die literatuur een onvrede met de wereld zoals die is, nog altijd is het perspectief dat van iemand die gelooft dat de mens - althans in principe - meer is dan een nietig, laag en verachtelijk wezen.
Een in deze zin hoogst geëngageerde schrijver is Tom Lanoye. Maatschappelijke betrokkenheid was voor hem, van meet af aan, vanzelfsprekend. In alle denkbare literaire genres, en ook buiten de literatuur, als publiek intellectueel, heeft Lanoye zich telkens opnieuw, direct of indirect, ingelaten met het politieke en het culturele debat. Behalve moedig en onvermoeibaar toonde hij zich daarbij welbespraakt en scherp, maar nooit unfair of wraakzuchtig. In zijn verzet tegen defaitisme mag hij een erfgenaam van Roland Holst worden genoemd, niet in zijn houding, zijn stijl, zijn toon, die altijd ook doordrenkt zijn van een lucide speelsheid die dogmatische gelijkhebberigheid uitsluit.
Henriette Roland Holst achtte ‘de verlaging van de kunst tot een spel’ kenmerkend voor ‘de burgerlijke kunstfilosofie.’ Voor zover dat na het subversieve optreden van surrealisten en dadaïsten nog nodig was, laat Tom Lanoye overtuigend zien dat die opvatting achterhaald is. Bij hem is het spel juist een middel om te experimenteren met andere bestaansmogelijkheden. In het spel ontsnapt hij aan de deprimerende routines van het alledaagse, belichaamt hij alternatieven op de meest tastbare manier, fysiek en zintuiglijk.
In dat opzicht lijkt Hugo Claus zijn leermeester. Dat de slogan ‘Less is more’ in onze letteren zoveel opgang heeft gemaakt, ziet Lanoye, eveneens in het spoor van Claus, als een ziektebeeld, ‘genaamd literaire anorexia nervosa’. Generositeit is het tegengif. Angst voor verbale overdaad is hem net zo vreemd als de gastronomische overdaad in huize Lanoye, die hij allersmakelijkst en oerkomisch beschrijft. Soms heeft hij zelfs iets van een Vlaamse Rabelais.
Het oeuvre van Tom Lanoye is nauwelijks nog te overzien. Vast staat dat de roman Sprakeloos uit 2009 tot de hoogtepunten behoort. Het is, na onder meer zijn grote Belgische trilogie, weer een autobiografisch boek, dat in talrijke opzichten aansluit op zijn twee vroege autobiografische romans, Een slagerszoon met een brilletje (1985) en Kartonnen dozen (1991). Dat hij drie jaar met de plannen voor Sprakeloos heeft rondgelopen voor hij aan de uitwerking toekwam, moet óók te maken hebben gehad met