13. Verslag van de Werkgroep Indisch-Nederlandse letterkunde over het jaar 2001
Het bestuur van de Werkgroep, dat tevens de redactie vormt van het tijdschrift Indische Letteren, bestond uit: Reggie Baay, Bert Paasman, Gerard Termorshuizen, Peter van Zonneveld (voorzitter) en Adriënne Zuiderweg. Het totaal aantal leden van de Werkgroep bedroeg op 31 december 2001: 734.
Op vrijdag 2 februari 2001 vond in Leiden een lezingenmiddag plaats. Maria-Theresia Leuker gaf een analyse van De tienduizend dingen van Maria Dermoût. Kester Freriks sprak over het schrijven van zijn kort daarvoor uitgekomen biografie van deze schrijfster. Joop van den Berg besprak tot slot de betekenis van de schrijver/criticus Henri Borel voor de Indisch-Nederlandse letterkunde.
Op zaterdag 23 juni 2001 vierde het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde zijn honderdvijftigjarig bestaan. De Werkgroep leverde aan de feestelijkheden een bijdrage. In samenwerking met het kitlv verzorgde de Werkgroep op die dag een vijftal causerieën onder de titel: Om de vijftig jaar. Hierin stonden het Instituut en de Indische letteren centraal.
Olf Praamstra richtte zich op het jaar 1851, het jaar van de oprichting van het kitlv. Reggie Baay sprak over het kitlv en de Indische letteren in het jaar 1901. Bert Paasman deed hetzelfde met betrekking tot het jaar 1951. Gerard Termorshuizen sprak over de betekenis van het kitlv en de Indische letteren in het jubileumjaar: 2001. Peter van Zonneveld tenslotte liet zijn licht schijnen over de toekomst van zowel het instituut als de Indische literatuur in zijn causerie waarin hij zich richtte op het jaar 2051.