Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1993
(1993)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd1. Verslag van de jaarvergadering van de MaatschappijOp zaterdag 28 mei 1993 is de jaarvergadering gehouden in het Academiegebouw, Rapenburg 73 te Leiden. Er waren ongeveer veertig leden aanwezig. Na zijn welkomstwoord houdt de voorzitter een rede, die elders in dit Jaarboek staat afgedrukt. Vervolgens herdenkt hij de leden die het afgelopen maatschappelijk jaar zijn overleden: Bertus Aafjes, mw. J.N. Boer, dr. J.J. Brugmans, dr. A.C. Crena de Iongh, J.G. Elburg, mw. J.S. Henriksson, dr. W.J. van Hoboken, J. Kooistra, Anton Koolhaas, P. Korthuys, dr. C.F.J. Muller, dr. J.B.W. Polak, dr. H.J. Prakke, H.L. Prenen, dr. A.L.I. Sivirsky, mw. dr. A.M.M. Smit, dr. E.R. Smits, J. Staal, dr. K.W. Swart, dr. J.A.G. Tans, J.G. Toonder, Bert Voeten, mw. dr. B.M. Wolvekamp-Baxter, dr. L. Zatocil. Het verslag van de secretaris, vermeldende de staat der Maatschappij (2), wordt door de vergadering goedgekeurd. De verslagen van de Noordelijke Afdeling (3), van de Zuidelijke Afdeling (4) en van de vertegenwoordiger in Zuid-Afrika (5) worden voor kennisgeving aangenomen. Het verslag van de bibliothecaris (6) wordt goedgekeurd. De penningmeester geeft rekening en verantwoording van het beheer der gelden (bijlage i). De heer dr. J. Gerritsen merkt op dat de verschillen | |
[pagina 169]
| |
tussen de bedragen van de begroting en die van de rekening en verantwoording moeilijk te interpreteren zijn. Hij zou graag een meer uniforme wijze van opstelling zien. De penningmeester zegt toe met zijn opvolger te zullen spreken over een duidelijker groepering van de cijfers. Vervolgens wordt het verslag van de kascommissie (7), bestaande uit de heren J.A.A.M. Biemans en J.J.M. van Gent, door laatstgenoemde voorgelezen. De vergadering dechargeert daarop het bestuur van rekening en verantwoording over het boekjaar 1992. De voorzitter dankt de commissie, alsmede de administrateur van de Maatschappij, de heer D. Braggaar. Aan het financieel beleid voor de komende jaren is dit keer geen apart vergaderstuk gewijd. De vergadering gaat akkoord met het voorstel de contributie voor het maatschappelijk jaar 1993-1994 te handhaven op vijfenvijftig gulden. Het verslag van de Commissie voor geschied- en oudheidkunde (8) wordt voor kennisgeving aangenomen. Het verslag van de Commissie voor taal- en letterkunde (9) wordt aangevuld met de ontbrekende gegevens: van de jaargang 108 van het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde verschenen de afleveringen 3 en 4 en van jaargang 109 de aflevering 1. Op 24 maart 1993 sprak dr. G.C. Zieleman over ‘De dichter van de Sonnetten Van de schoonheyt (1615)’, op 21 april 1993 dr. F.P. van Oostrom over ‘De vrouw achter Maerlants Alexanders geesten’ en op 19 mei 1993 dr. P.G.J. van Sterkenburg over ‘Hoe de lexicograaf op de koffie komt’. Vervolgens worden de verslagen van de Werkgroep zeventiende eeuw (10), de Werkgroep negentiende eeuw (11), de Werkgroep Indisch-Nederlandse letterkunde (12), de Commissie voor opdrachten op het gebied van de geschiedenis van de Nederlandse letterkunde (13) en de Werkgroep Biografie (14) voor kennisgeving aangenomen. Het voorstel van de Commissie voor schone letteren de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs 1993 toe te kennen aan Anna Enquist voor haar bundel Jachtscènes wordt bij acclamatie aangenomen. De voorzitter deelt mee dat het bestuur besloten heeft de Henriette Roland Holst-prijs 1993 toe te kennen aan Lieve Joris voor haar boek De melancholieke revolutie, dit overeenkomstig de voordracht van een Commissie bestaande uit mw. M. van Paemel en de heren dr. W.J. Lukkenaer en dr. G.F.H. Raat. De Stichting Frans Kellendonk Fonds te Amsterdam heeft aan de Maatschappij het voorstel gedaan een driejaarlijkse literaire prijs in het leven te roepen, genaamd de Frans Kellendonk-prijs. De hoogte van de prijs | |
[pagina 170]
| |
is vastgesteld op ƒ 10.000. De Stichting heeft zich bereid verklaard de financiering van de prijs voor de periode 1993-2003 op zich te nemen en heeft het voornemen op een later tijdstip verdere afspraken te maken voor de financiering van de prijs vanaf het jaar 2003. De Maatschappij verplicht zich de prijs ten minste in stand te houden tot het jaar 2003, zodat hij in beginsel minstens viermaal kan worden uitgereikt, in 1993, 1996, 1999 en 2002. De Stichting Frans Kellendonk Fonds en het bestuur van de Maatschappij hebben overeenstemming bereikt over onderstaand reglement. | |
Reglement Frans Kellendonk-prijs1. Eens in de drie jaren, te beginnen met 1993, kan worden beschikt over een prijs voor een in druk verschenen en in de Nederlandse taal geschreven literair werk (verhalend proza, essay, toneel, poëzie), al dan niet in combinatie met andere literaire uitingsvormen (bijvoorbeeld vertalingen, voordrachten, journalistiek werk voor pers of omroep), dat, behalve door literair niveau, uitmunt door de intellectuele onafhankelijkheid en de oorspronkelijke visie op de maatschappelijke of existentiële problematiek die eruit blijkt. Het geldbedrag verbonden aan de prijs wordt eens in de drie jaar vastgesteld door het bestuur van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, op grond van de door de Stichting Frans Kellendonk Fonds te Amsterdam ter beschikking gestelde middelen en bedraagt ten minste tienduizend gulden. 2. De toekenning geschiedt door het bestuur der Maatschappij, op voordracht van een door het bestuur der Maatschappij te benoemen Commissie van voordracht van ten minste drie en ten hoogste vijf leden. In deze Commissie zal ten minste één lid zitting hebben dat tevens lid is van het bestuur der Maatschappij, alsmede een lid dat wordt benoemd op voordracht van de Stichting Frans Kellendonk Fonds. 3. De prijs wordt toegekend voor het literaire werk van een auteur wiens leeftijd bij voorkeur minder dan veertig jaar was toen hij het ter bekroning voorgedragen werk schreef. Het werk wordt bekroond in zijn onderling verband, al kan ook een in de voorafgegane vijf jaren verschenen afzonderlijk werk de speciale aanleiding vormen voor de bekroning. 4. De leden der Maatschappij kunnen schriftelijke voorstellen doen aan de Commissie van voordracht. De Commissie kan ook zelfstandig werken selecteren met het oog op de bepaling van haar voordracht. 5. Kan het bestuur der Maatschappij zich niet met de voordracht der | |
[pagina 171]
| |
Commissie verenigen, of komt naar het oordeel der Commissie generlei werk voor bekroning in aanmerking, dan wordt de prijs niet toegekend en komt hij dat jaar te vervallen. 6. Het bestuur is niet bevoegd de prijs te splitsen en te verdelen over meer werken of inzendingen. 7. De Commissie moet haar voordracht bij het bestuur indienen vóór de eerste december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de bekroning kan geschieden. De voordracht gaat vergezeld van een schriftelijke motivering. 8. Vóór de eerste april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de bekroning kan geschieden, wordt de Commissie van voordracht benoemd. De Commissie treedt in haar geheel af na de bestuursvergadering waarin de prijs is toegekend of toegekend had kunnen worden. 9. In afwijking van het gestelde onder de punten 7 en 8 van dit reglement, wordt in 1993 de eerste Commissie van voordracht zo snel mogelijk na het instellen van de prijs benoemd. De Commissie dient vervolgens haar voordracht in op een zodanig tijdstip dat de prijs nog in 1993 kan worden toegekend. Nadat de vergadering, conform het voorstel van het bestuur, akkoord is gegaan met het instellen van de Frans Kellendonk-prijs, deelt de voorzitter mee dat de eerste Commissie van voordracht zal bestaan uit de heren dr. T. Anbeek, G.L. Durlacher en dr. R.Th. van der Paardt.
De Commissie voor stemopneming bestond dit jaar uit de heren dr. L.L. van Maris en A.J.M. Meinderts. Er blijken 38 nieuwe leden gekozen te zijn. Het zijn in alfabetische volgorde: Kandidaten binnenland: mw. M.F.M. van den Bergh, dr. F.P.C. Brandsma, dr. J.W. Buisman, I. Cornelissen, dr. H.-J. van Dam, M. Fondse, dr. A.J.C.M. Gabriëls, Léon Hanssen, mw. Greetje Heemskerk, dr. P.C.M. Hoppenbrouwers, dr. G.J. Johannes, mw. dr. A.J. Koogje, mw. E.A. Kuitert, R. Kurpershoek, F.W. Kuyper, mw. dr. H.H.M. van Lieshout, mw. dr. I.J.A. Nijenhuis, A. Posthuma, dr. E. Rabbie, dr. P.G.J.M. Raedts, mw. dr. N. Rogier, mw. dr. E. Ruijsendaal, E. Sanders, mw. dr. C.G. Santing, dr. H. te Velde, mw. F. van Vloten, dr. J.H.M. de Waardt, L.H.M. Wessels. Kandidaten buitenland: mw. H. van Beuningen-Blum, F. Denissen, dr. J.M. Duytschaever, dr. Th. Hermans, Per Holmer, mw. dr. E. Jansen, dr. Th. Mertens, dr. G. Olivier, Patrick B.C. De Rynck, dr. H. Vekeman. De penningmeester A.J.M. Meinderts en de beide andere aftredende | |
[pagina 172]
| |
bestuursleden dr. F.P. van Oostrom en dr. J. Trapman worden door de voorzitter bedankt voor de vele en belangrijke diensten die zij de Maatschappij hebben bewezen. Uit de vóór de vergadering ingeleverde stembiljetten blijkt dat de vergadering als nieuwe bestuursleden heeft gekozen mw. dr. F. Balk-Smit Duyzentkunst en de heren dr. C.L. Heesakkers, Willem Huberts en dr. W. Otterspeer. De vergadering stemt bij acclamatie in met het voorstel van het bestuur mw. dr. F. Balk-Smit Duyzentkunst tot voorzitter te kiezen. Daarna vraagt de ondervoorzitter dr. P.A.W. van Zonneveld het woord om de aftredende voorzitter dr. R.Th. van der Paardt te danken voor de voortreffelijke wijze waarop hij gedurende drie jaar het voorzitterschap van de Maatschappij heeft vervuld. Vervolgens wordt bekendgemaakt dat in de Commissie voor geschied- en oudheidkunde zijn gekozen de heren dr. F.S. Gaastra, dr. P.G. Hoftijzer, dr. W. Otterspeer en dr. E.J. Sluijter. Over het voorstel de toekenning van de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs weer te doen geschieden door het bestuur van de Maatschappij merkt de heer Welsink op dat een verschil van mening tussen de Commissie van voordracht en het bestuur over het toekennen van de prijs in de toekomst niet geheel mag worden uitgesloten. Hij stelt daarom voor het bestuur alleen bevoegd te verklaren de prijs toe te kennen als het de voordracht van de Commissie voor schone letteren volgt. Bij een afwijkend oordeel zou de beslissing bij de jaarvergadering moeten worden gelegd. Dr. J. Gerritsen verklaart zich tegen dit voorstel. Hij vindt dat het bestuur zowel in positieve als in negatieve zin moet kunnen beslissen. Hij wordt daarin gesteund door de heer Wesseling. Wanneer het bestuur weigert de prijs toe te kennen, kan het alsnog door de jaarvergadering ter verantwoording worden geroepen. De heer Welsink verklaart daarop er geen behoefte aan te hebben dat zijn voorstel in stemming wordt gebracht. De vergadering stemt bij acclamatie in met de voorgestelde Wetswijziging. Vanaf 1994 zal de toekenning van de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs dus weer geschieden door het bestuur van de Maatschappij. De heer Zilverberg vraagt in de toekomst de kandidatenlijst weer in te richten in de gangbare alfabetische volgorde en niet van Z naar A, zoals dit jaar is gedaan. De heer Willemsen zou, gezien de goede Vlaams-Nederlandse verhoudingen, de Vlamingen op de kandidatenlijst liever niet meer als buitenlander zien opgevoerd. De secretaris zegt toe andere mogelijkheden | |
[pagina 173]
| |
voor de presentatie te zullen onderzoeken. De heer Wesseling uit zijn bezorgdheid over het geringe aantal gekozen kandidaten. De secretaris wijst erop dat vele leden op hun stembiljet slechts enkele kandidaten hebben aangekruist. Om gekozen te worden dient een kandidaat minstens een vijfde van het aantal der ingekomen stembiljetten op zich verenigd te hebben. Stembiljetten waarop slechts één of enkele kandidaten zijn aangekruist, verhogen uiteraard de kiesdeler en maken het voor niet-aangekruiste kandidaten moeilijker gekozen te worden. Het bestuur vraagt de leden ieder jaar weer op een ruim aantal kandidaten te stemmen en te kijken naar bijvoorbeeld de opgegeven literatuur of de namen van degenen die de kandidaten voordragen. Dit jaar lijkt in ieder geval die oproep niet erg succesvol. De heer dr. M.F. Fresco informeert naar de positie van het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. De heer Van Oostrom deelt mee dat de firma Brill na 109 jaargangen het tijdschrift niet langer wil uitgeven omdat het niet meer in het fonds zou passen. De Commissie voor taal- en letterkunde onderzoekt nu drie opties: het vinden van een andere uitgever, het in eigen beheer nemen van het tijdschrift of het staken van de uitgave. Het openbare gedeelte van de vergadering, dat in de middag plaatsvindt, begint met een voordracht van Wim Hottentot, getiteld ‘De weg naar Lethe. Klassieke inspiratie bij Boutens’. Daarna draagt Sanderien de Jong twee gedichten voor. Joost van der Vleuten houdt vervolgens een voordracht die als titel draagt ‘ ‘Altijd (zegt gij) zing ik 't zelfde lied’: P.C. Boutens en de receptie van zijn poëzie’. Beide voordrachten zijn in dit Jaarboek afgedrukt. Ten slotte vindt onder leiding van Rudi van der Paardt een geanimeerde gedachtenwisseling plaats. Als lid van de Commissie van voordracht leest dr. G.F.H. Raat de schriftelijke motivering voor behorende bij het voorstel de Henriette Roland Holst-prijs 1993 toe te kennen aan Lieve Joris. De voorzitter van de Maatschappij reikt vervolgens de prijs uit, waarna de laureate een dankwoord uitspreekt, dat in dit Jaarboek is afgedrukt. De middag wordt besloten met een receptie in het Academiegebouw. |
|