12. Verslag van de Werkgroep Indisch-Nederlandse letterkunde over het jaar 1990-1991
Het bestuur van de Werkgroep, dat tevens de redactie vormt van het documentatieblad Indische Letteren, bestond op 1 april 1990 uit: Reggie Baaij (secretaris), Joop van den Berg, Frits Jaquet, Rob Nieuwenhuys, Gerard Termorshuizen en Peter van Zonneveld (voorzitter).
Op 16 april 1990 nam Rob Nieuwenhuys, een der oprichters van de Werkgroep, afscheid als bestuurslid en redacteur. In de Leidse literaire sociëteit De Burcht hield hij voor een groot en enthousiast gehoor een lezing over De moord op Born. Hij werd opgevolgd door Liesbeth Dolk en Bert Paasman.
Op 25 mei vond in Leiden een lezingenmiddag plaats, waarbij Bert Paasman het woord voerde over liedjes uit de voc-tijd, Marijke Barend-Van Haeften over de Oost-Indische Voyagie van Wouter Schouten, en Nicole Sol over Wilhelm Leonard Ritter, een Europeaan in Nederlands-Indië.
Op vrijdag 7 september organiseerde de Werkgroep een symposium over E. du Perron, die een halve eeuw tevoren overleden was. Joop van den Berg sprak over ‘Het land van herkomst’, lessen in onvermogen en Bert Paasman over Du Perron als geschiedschrijver en bloemlezer van de oude Oostindische letteren. De lezing van Oskar de Wit was getiteld In het voetspoor van de onzekeren. Peter van Zonneveld sprak over de moord op Fientje de Feniks en Kees Snoek verkende Het niemandsland van Du Perron.
Op vrijdag 22 februari 1991 werd opnieuw een lezingenmiddag gehouden. Olf Praamstra vroeg aandacht voor J. L'Ange Huet, de neef van Conrad Busken Huet, en Norbert van den Berg belichtte de relatie tussen Conrad Busken Huet en A.W. Holle. Na de presentatie van de bundel Een mors huis, verhalen over Nieuw-Guinea van Joop van den Berg, sprak Trudy Meyerink over reisverhalen naar Nieuw-Guinea in de eerste helft van de negentiende eeuw, waarop Joop van den Berg de bellettrie over Nieuw-Guinea vanaf 1945 tot heden behandelde.