22 februari 1989 sprak de heer Gumbert over bewaarde boeken uit ‘Noord-Nederland’ van vóór het einde van de veertiende eeuw;
22 maart 1989 sprak de heer Backhuys over de studie van de malacologie in het verleden en de heer De Boer over de fasen van de uitbreiding van de stad Leiden.
Als voorzitter van de Commissie fungeerde de heer De Boer. De heer Cohen trad af als secretaris; zijn taak werd overgenomen door de heer Van den Berg. In de oktobervergadering stond de voorzitter stil bij het heengaan van het oud-lid der Commissie dr. C.C. de Bruin. Een subcommissie, bestaande uit mevrouw Mout en de heren Fasseur, De Jonge en Obbema (voorzitter), bereidde een voorstel voor betreffende de toekenning van de ‘Prijs voor Meesterschap’, dat door de Commissie werd overgenomen en aan het bestuur van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde werd toegezonden.
Leden van de Commissie waren de dames dr. C.W. Fock en dr. M.E.H.N. Mout en de heren dr. W. Backhuys, dr. H. Baudet, dr. J. van den Berg, dr. J.C.H. Blom, dr. D.E.H. de Boer, dr. W.C. Braat, dr. J.R. Bruijn, dr. A.E. Cohen, dr. C. Fasseur, mr. R. Feenstra, dr. S. Groenveld, dr. J.P. Gumbert, dr. H.J. de Jonge, dr. J.A.F. de Jongste, dr. J. Th. Lindblad, dr. P.F.J. Obbema, dr. G.H.M. Posthumus Meyjes, dr. I. Schöffer en dr. K.W. Swart.