Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1986
(1986)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd2. Verslag van de staat der Maatschappij en haar voornaamste lotgevallen en handelingen gedurende het jaar 1985-1986In dit maatschappelijk jaar is het aantal leden van de Maatschappij het duizendtal dicht genaderd. Ongeveer vijfenzeventig nieuwe leden mochten wij begroeten, benoemd deels door de ledenvergadering van juni 1985, deels door het bestuur nadien. Helaas ontvielen ons vijftien leden door overlijden. Bedanken voor het lidmaatschap komt slechts een enkele maal voor. Het totaal aantal leden bij het afsluiten van dit verslag bedraagt 996. Gedurende het verslagjaar werd het bestuur gevormd door dr. H.L. Wesseling (voorzitter), dr. R. Th. van der Paardt (ondervoorzitter), R. Visser (secretaris), dr. P.J. van Swigchem (penningmeester), J.J.M. van Gent (bibliothecaris) en R. Breugelmans, A. van Dis, H. Duits, dr. L.L. van Maris en P.A.W. van Zonneveld. Vertegenwoordiger van de Noordelijke Afdeling was dr. F. Akkerman. In zijn vergadering van 26 maart 1985 - dus nog in het vorige verslagjaar - had het bestuur besloten de heer A.J.M. Linmans, onderbibliothecaris en tevens plaatsvervangend bibliothecaris van de Rijksuniversiteit te Leiden, uit te nodigen ook plaatsvervangend bibliothecaris te worden van onze bibliotheek en de dagelijkse zorg voor de collectievorming op zich te nemen. De nieuwe bibliothecaris, de heer J.J.M. van Gent, heeft daartoe namens het bestuur besprekingen met de heer Linmans geopend, die enige tijd vergden, omdat het de wens van het bestuur was dat de werkzaamheden voor onze bibliotheek zo veel mogelijk ingepast zouden worden in de andere werkzaamheden van de bibliotheek van de Rijksuniversiteit. In | |
[pagina 196]
| |
zijn brieven van 4 en 17 juli 1985, dus in dit verslagjaar, kon door de voorzitter van het bestuur de regeling bevestigd worden. Aan het einde van het verslagjaar heeft mevrouw dr. W. Nienaber-Luitingh uit Pietermaritzburg ons doen weten, dat zij helaas niet langer de werkzaamheden kan vervullen van vertegenwoordiger van de Maatschappij in Zuid-Afrika. Ruim acht jaar heeft zij met grote zorg de verbinding onderhouden met de dertig leden, die zeer ver van elkaar wonen. Over het algemeen zouden zij weinig anders van de Maatschappij hebben kunnen merken dan onze drukwerken, als er niet ook iemand was geweest zoals Miep Luitingh, die door correspondentie de contacten onderhield. De Maatschappij is haar veel dank verschuldigd en in overleg met haar zoeken wij naar een goede opvolger. De Maatschappij wil ook dichter bij huis over de grenzen kijken van stad, provincie en land. Er bestaat al sinds jaren een Noordelijke Afdeling en aan meer afdelingen in Nederland wordt gedacht. Voorrang geniet echter op het ogenblik de aandacht voor onze Belgische leden. Dit vond onder meer uitdrukking in wat in nrc Handelsblad genoemd werd ‘een Belgisch feestje’. Op 1 maart 1986 reisde een vrolijk gezelschap onder leiding van Adriaan van Dis naar Antwerpen, waar aan Benno Barnard de Van der Hoogt-prijs 1985 werd uitgereikt. Het programma aldaar, dat, zoals gebruikelijk, een wens vervulde van de bekroonde, had volgens enige aanwezigen wel iets frivools door het optreden van de dichter-entertainer Tom Lanoye. De openingstoespraak van Adriaan van Dis getuigde echter van een gevoelige en gedegen doorvorsing van de relatie binnen de Maatschappij tussen Belgische en Nederlandse leden. Eddy van Vliet las het juryrapport voor en voorzitter Wesseling reikte, na de oorkonde voorgelezen te hebben, deze met penning en enveloppe met hartelijke woorden aan Benno Barnard uit. De laureaat sprak meer over zijn ervaring met Nederlanders in België dan over zijn eigen werk, maar hij raakte gevoelige snaren. En waarom zou dat - juist in onze Maatschappij - niet goed zijn?Ga naar eind1 Op 8 november 1985 is in de gevel van het pand Rapenburg 65 te Leiden door de Maatschappij een gedenksteen onthuld voor Johannes Kneppelhout, die hier als Klikspaan zijn studentenschetsen schreef. Peter van Zonneveld, die de ‘steenzetting’ organiseerde, opende de bijeenkomst in het Academiegebouw met een algemeen overzicht. Daarna hielden Marita Mathijsen, Frank Ligtvoet en Marijke Stapert-Eggen korte voordrachten, die de onderscheiden aspecten van deze schrijver belichtten en het gehoor | |
[pagina 197]
| |
verrasten met onbekende gegevens. Vele familieleden Kneppelhout waren aanwezig, en voorzitter Wesseling sprak hen met warmte toe, toen hij buiten de steen onthulde. Een zeer geanimeerde receptie in het Academiegebouw besloot deze middag.Ga naar eind2 Historisch gezien zou dit verslag nu over Alkmaar moeten gaan, maar het pand waar in april de gedenksteen voor Truitje Bosboom-Toussaint geplaatst zou worden, staat nog in de steigers. Dat komt dus in najaar 1986 en in het volgende verslag. Ditzelfde geldt voor de 11 juni te plaatsen steen in het pand 107, rue de l'Université te Parijs, ter herdenking van de sterfdag van Conrad Busken Huet, 1 mei 1986. Het Hôtel de Ville te Parijs meldde, dat het aan enige andere werkzaamheden van burgemeester Chirac, uitgenodigd als ere-voorzitter van het Comité, nu voorrang moest verlenen. Politiek en letteren lopen wel eens vaker niet in de pas, maar met dankbaarheid moge nu reeds de hartelijke medewerking van de Nederlandse Ambassade in Parijs vermeld worden. De Maatschappij volgt ook de binnenlandse cultuurpolitiek en heeft zich niet afzijdig willen houden bij het conflict dat gerezen is tussen de Minister van wvc en de letterenorganisaties inzake de P.C. Hooft-prijs. Heel veel jaren voordat deze organisaties werden opgericht, en ook heel lange tijd vóór dat ‘cultuur’ bij een departement met name werd genoemd, bestond onze Maatschappij reeds. Mede uit dien hoofde meende het bestuur dat bij een ‘literair conflict’, dat niet te lang voort mocht duren, de Maatschappij - indien mogelijk - een bemiddelende rol zou behoren te spelen. Ons werk is met succes bekroond. De door de Maatschappij voorgedragen nieuwe leden van een afdeling letteren van de Raad van de kunst werden zowel door de letterenorganisaties als door de overheid aanvaard, en de werkzaamheden inzake advisering over subsidieaanvragen zijn hervat. De Maatschappij verleende ook dit jaar haar medewerking aan de Huizinga-lezing, die gehouden werd op 13 december 1985 door Michael Howard onder de titel 1945: einde van een tijdperk?. De tekst is inmiddels door uitgeverij Bert Bakker in de handel gebracht. Van het Prijzenfront is groot en goed nieuws te vermelden. De Maatschappij heeft, mede door haar ouderdom, bij diverse van haar fondsen geleden onder inflatie. Waar vindt men nog effectenportefeuilles met 2,5% Inschrijving Grootboek? Maar er zijn steeds weer nieuwe personen en instanties die ons goed bedenken. Allereerst moet daarbij herinnerd worden aan dr. Tjaard de Haan, die op 22 november 1983 overleed en de | |
[pagina 198]
| |
Maatschappij tot enig erfgenaam had benoemd; reeds in het vorige verslag werd dit vermeld. Deze nalatenschap is thans afgewikkeld en het bestuur besloot de ontvangen gelden ad fl 146.554,36 onder te brengen in een Algemeen Prijzenfonds. Uit de opbrengst daarvan kunnen dan de prijzen worden bekostigd of aangevuld tot een aanvaardbaar niveau. Zo'n Algemeen Prijzenfonds is - zoals in de laatste jaarvergadering door een van de leden werd opgemerkt - een novum. Inderdaad, maar het is een nouveauté die onze prijzen een grotere glans verleent. De hiermee verbonden wijzigingen van Wet en Reglementen zijn de leden in concept toegestuurd en staan op de agenda van de jaarvergadering 1986. Na een lange periode van behoedzaam onderhandelen met de notaris inzake de bewindvoering van het Fonds Henriëtte de Beaufort is deze nu in dit verslagjaar aan het bestuur van de Maatschappij opgedragen. Dit betekent dat wij de wensen van de erflaatster over toekenning en uitreiking van de Henriëtte de Beaufort-prijs kunnen uitvoeren. Grote dank is het bestuur verschuldigd aan de oud-burgemeester van Leiden, mr. G.C. van der Willigen, die bij de nabestaanden en de notaris de weg heeft geëffend. In 1985 is door het bestuur een Commissie Huygens-herdenking in het leven geroepen, ter voorbereiding van de herdenking in 1987 van het feit dat de dichter Constantijn Huygens driehonderd jaar geleden overleed, te weten op 26 maart 1687. De Commissie bestaat uit: dr. L. Strengholt, voorzitter, H. Duits, secretaris, dr. G. Borgers, penningmeester en voorts dr. S. Groenveld, J.J. de Groot, L.P. Grijp, A.M. Th. Leerintveld en mevrouw dr. M.A. Schenkeveld-van der Dussen. Er is een breed spectrum van plannen opgezet, waar met grote voortvarendheid aan wordt gewerkt. Het Jaarboek 1984-1985, dat u naar verwachting nog voor de jaarvergadering ontvangt, zal het laatste zijn waarin vermeld kan worden: ‘drukbezorger was dr. E. Braches.’ Het is moeilijk voor hen die de werkzaamheden niet van zeer nabij kennen, te weten wat deze korte vermelding inhoudt aan zorg, organisatie, oplettendheid en tijd. Bestuur en leden zijn E. Braches veel dank verschuldigd voor zijn niet aflatende zorg om het Jaarboek, dat een zo centrale plaats binnen onze Maatschappij inneemt, inhoud en vorm te geven die daarbij past. De laatste ledenlijst vertoonde een ernstige bindfout. Het bestuur besloot vanwege de grote prijsreductie die wij verkregen het zo te laten en zeer snel een nieuwe, gemakkelijker te hanteren editie te laten verschijnen. Overwogen wordt voorts te zijner tijd een door enige leden voorgestelde | |
[pagina 199]
| |
toevoeging op te nemen van het jaar waarin het lidmaatschap van de vermelde leden aanving. Het jaar 1985-1986 is het 219de in onze geschiedenis. Dat is een respectabel getal. Des te verheugender is het te lezen in het dagblad Trouw van 3 maart 1986: ‘Behalve een jaarlijkse prijsuitreiking was het daar zaterdag in Antwerpen dus ook nog een injectie van cultuurschokjes. Dat de Maatschappij dit tegenwoordig kan oproepen en verdragen, illustreert dat het wat stoffige beeld dat de buitenwereld wel eens van haar geeft, inmiddels maar eens uit de boeken geschrapt moet worden.’ |
|