7. Verslag van de commissie voor geschied- en oudheidkunde over het jaar 1984-1985
De Commissie vergaderde vijf maal. Op de vergaderingen werden de volgende voordrachten gehouden:
Op 25 oktober 1984 plaatste de heer De Bruin een aantal marginalia bij de vroeg-reformatorische tijd van 1520 tot 1543; de heer Jansen releveerde het feit dat er in ons land in de negentiende eeuw zo weinig aan bronnenstudie is gedaan en de heer Baudet sprak over Augustinus en de predestinatie.
Op 20 november 1984 sprak de heer Obbema over Nederlandse middeleeuwse handschriften; de heer Braat sprak over middeleeuwse sarkofagen naar aanleiding van een sarkofaag van enigszins ander type die onlangs in Leiden was gevonden en de heer Baudet sprak nog eens over Augustinus en de predestinatie.
Op 24 januari 1985 sprak de heer Braat over de Overblijfsels van Geheugenis van Coenraet Droste en Mevrouw Mout over Frances Yates en haar werk.
Op 28 februari 1985 sprak de heer Gumbert over Egmond, de geschiedenis van de stichting van het klooster en een aantal handschriften uit de bibliotheek.
Op 21 maart 1985 sprak de heer Cohen over de zonderlinge staatsinrichting van de stad Bern tot aan het einde van de achttiende eeuw.
De Commissie was in 1984-1985 als volgt samengesteld:
voorzitter: mevrouw dr. C.W. Fock, secretaris: dr. W.C. Braat, leden: mevrouw M.E.H.N. Mout en de heren dr. H. Baudet, dr. J. van den Berg, dr. J.C.H. Blom, dr. D.E.H. de Boer, dr. C.C. de Bruin, dr. J.R. Bruyn, dr. A.E.