Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1973
(1973)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 248]
| |
vielen, zittende te herdenken. Het waren: R. Antonissen, P.M. Boer-Den Hoed, S.P.E. Boshoff, C. Graham Botha, R. Brulez, O. Damsté, G. Dijkstra, L.M. van Dis, J.J. Fock, R.J. Forbes, H.A. Enno van Gelder, A. Hallema, Clara Hammerich, K.H. Heeroma, J.C. de Joode, J.B. Knipping, G. Kuiper, Clara Lennart, L.J. Reypens, E.W. Schallenberg, J.P.W.A. Smit, S.J. du Toit, H.C. Touw, W. Visser, L.G. van der Wal en C. Ypes. Na het uitspreken van zijn rede, die elders in dit Jaarboek is afgedrukt, werden de onder punt 2-8 in de beschrijvingsbrief genoemde verslagen door de voorzitter aan de orde gesteld en op één woord na goedgekeurd. Dr. D. Wiersma wenste als ‘controlerend geneesheer van de taal’ in het Verslag van de staat der Maatschappij ‘Algemeen Rijksarchivaris’ te wijzigen in ‘Algemene Rijksarchivaris’. Zonder discussie werd verandering gebracht in het bijvoegelijk naamwoord. Secretaris-penningmeester Dirk de Jong, voor het laatst uit kracht van zijn ambt present achter de bestuurstafel, deelde mee dat er bericht was ontvangen dat de erepenning van de Nederlands-Zuidafrikaanse Vereniging was toegekend aan dr. Jan Ploeger, vertegenwoordiger van onze Zuid-Afrikaanse Afdeling. Het bestuur stelde voor aan dr. Jan Ploeger een telegram te sturen met de volgende inhoud: ‘De Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in jaarvergadering bijeen wenst u geluk met de toekenning van de erepenning van de nzav en maakt van deze gelegenheid gebruik haar grote waardering te betuigen voor hetgeen u jarenlang hebt gedaan en nog doet voor de betrekkingen tussen de Maatschappij en haar Zuid-Afrikaanse leden.’ |
|