De literatuur die vandaag de dag van belang is wordt niet meer gemaakt door enkele geniale individuen die dankzij een of andere genade beter zouden zien, dieper zouden voelen en ook nog een pen in de hand houden die spitser blijkt te zijn. Literatuur kiezen als uitdrukkingsvorm kan anno 1970 niet meer betekenen dat de auteur zijn individualiteit uitdrukt als verschillend van alle andere, maar betekent dat men op een specifieke manier, dwz. met woorden, met taal bijdraagt tot bewustwording van de groep waartoe men zich rekent.
Dit is niet meer het werk van eenlingen. Men kan de illusie proberen te handhaven dat het eigen beelden zijn, eigen woorden en gedachten die men op papier zet, en natuurlijk ontken ik niet dat het maken van literatuur ook een funksie voor de maker zelf heeft, als organisatie van zijn vormeloze ervaringen, maar uiteindelijk deelt hij zijn gedachten en zijn taal met de anderen die in dezelfde situatie moeten leven en hun leven moeten inrichten met voorgevormde stukken materiaal, die ze zelden zover eigen kunnen maken dat het hun eigen wereld wordt door hen zelf gemaakt en gewild. Macht over eigen levensinrichting en inrichting van de eigen omgeving is geen kwestie van willen of niet-willen, zelfs niet van inzicht of blindheid - machtsverhoudingen zijn konkrete materiële verhoudingen tussen mensen op een heel konkrete basis: namelijk wie bezit de middelen. En een van die middelen is de taal, een middel nl. om vat te krijgen op de realiteit en op de ervaringen die men van die realiteit heeft. En ook is het niet zo dat men die taal bezit of niet, als zou het een kwestie van aanleg zijn; wil men die taal, dus die greep op de realiteit krijgen dan moet men hem veroveren.
Dat is in mijn ogen de opgave van een schrijver vandaag, hij moet ervoor vechten dat mensen weer hun eigen taal kunnen spreken, dat ze hun woede kunnen uitdrukken, hun ontevredenheid onder woorden kunnen brengen, niet luchten maar uitspreken, dat ze kunnen spreken over het bedrog niet als een toevallige samenloop van omstandigheden maar als de daden van mensen, van mensen die omdat ze de ekonomiese macht bezitten ook de macht bezitten over het woord, die het zich kunnen permiteren genuanceerd te spreken omdat nuances tot de rijkdommen behoren die in hun schatkamers liggen opgeslagen.
Het kan de schrijver dus niet meer te doen zijn om tentoonstelling van zichzelf, ook niet om verheerlijking van het liberale individualisme, maar zijn werk is onderdeel van een verzet - niet een abstrakt protest van een even abstrakte verzameling van individuen, maar het aggressieve