8. | Bekendmaking van de uitslag der stemming over de te benoemen leden. |
9. | Vaststelling van de jaarlijkse bijdrage. Het bestuur stelt voor deze te handhaven op f. 20.-. |
10. | Stemming over de toekenning van de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs 1968. |
11. | Verkiezing van bestuursleden (zie bijgevoegd stembiljet). |
12. | Verkiezing van leden in de vaste commissies (zie bijgevoegd stembiljet). |
13. | Voordracht door de heer Dr. C.W. Mönnich over: De romantische opzet van Dionysius de Areopagiet. |
14. | Mededelingen van het bestuur. |
15. | Verkiezing van een voorzitter. |
16. | Rondvraag. |
Aanwezig waren 56 leden. Nadat de voorzitter de vergadering geopend en de aanwezigen welkom had geheten worden gezamenlijk de leden herdacht die ons in het afgelopen jaar door de dood ontvielen: de ereleden Th. Frings, F.K.H. Kossmann en J. Kuypers en de leden B. Becker, H. van den Bergh, F.D.K. Bosch, A. Clerx, D. Cohen, L. Delfos, O. van Eck, W. Foerste, J.M. Gantois, R. van Gulik, C.C. ter Haar, H.C. Hazewinkel, C. Huysmans, J.W. Jacobs, P. Kemp, G. Knuttel, F. van Leeuwen, J. Mens, I.W. van der Merwe, J.W. Meijer Ranneft, P. Minderaa, D.P. Oosterbaan, M.D. Ozinga, J.E. van der Pot, P.J. Risseeuw, R. Roemans, D. Roggen, F. Schurer, H. Uyttersprot en H. Vangassen.
Vervolgens hield de voorzitter zich bezig met de ‘Stiefkinderen van de letterkunde’ - de tekst van deze rede werd in dit Jaarboek opgenomen - waarna hij de, reeds schriftelijk door de secretaris aan de leden meegedeelde, moeilijkheden onderstreepte, die ondervonden waren bij het vermenigvuldigen van de stukken voor deze jaarvergadering. De ziekte van degene, die hiervoor reeds enkele jaren zorgde, liet zich aanvankelijk niet ernstig aanzien; maar toen aangenomen moest worden dat hij zijn werk dit jaar niet zou kunnen voltooien was het uiterst moeilijk een bedrijf te vinden dat wilde invallen en met spoed de opdracht wilde afwerken. Voor de leden in Europa was alles nog juist op tijd klaar; maar voor de overige leden kwamen de stukken te laat. Vanzelfsprekend was dit een geval van overmacht, waarvoor niemand schuld treft, maar er zal toch getracht worden eventueel dergelijke ‘gebeurtenissen’ voortaan op te kunnen vangen. De voorzitter gaf daarna het woord aan de sekretaris van de Commissie voor het Jaarboek, Dr. B.A. van Proosdij, die uiteenzette dat het uitblijven van het jaarboek 1966/67 te wijten was aan een - gelukkig tijdelijke - persoonlijke inzinking. Hij zegde toe dat het jaarboek vóór het einde van juli zou verschijnen. De voorzitter betreurde het dat de